9 Instellingen
1.
Selecteer [Afdrukinstellingen] op het
scherm [Systeeminstellingen] met de
toets <Selecteren>.
2.
Druk op de toets <Invoeren>.
3.
Selecteer de gewenste optie door [ ] of
[ ] te selecteren met de toets
<Selecteren> op het scherm [Menu].
4.
Druk op de toets <Invoeren>.
Netwerk/poort
Gebruik deze toepassing om het type interface op te geven voor het apparaat dat op
de pc is aangesloten, of de condities van de communicatie.
1.
Selecteer de gewenste optie door [ ] of
[ ] te selecteren met de toets
<Selecteren>.
2.
Druk op de toets <Invoeren>.
3.
Voer de nodige handelingen uit.
4.
Druk op de toets <Invoeren>. De geselecteerde optie wordt aangegeven met een
sterretje (*).
Parallel
Gebruik deze optie om een parallelle interface in te stellen.
• Poortstatus - kies [Inschakelen] of [Uitschakelen] om de poortstatus van de
parallelle interface in of uit te schakelen.
• Mode Afdrukken - geef de methode voor het verwerken van afdrukgegevens
(toegepaste printertaal) op. Als [Auto] is geselecteerd, registreert het apparaat de
printertaal van de ontvangen gegevens automatisch en vertaalt en drukt deze
gegevens correct af. Als [PCL] of [PS] is geselecteerd, worden de gegevens die van
de pc worden ontvangen als respectievelijk elk van deze gegevenssoorten verwerkt.
• PJL - PJL-opdrachten zijn vereist wanneer wordt afgedrukt met gebruik van de
printerdriver. Geef [Inschakelen] of [Uitschakelen] op voor de PJL-opdrachten die
vanaf de pc worden verzonden.
• Adobe Protocol – geef het Postscript-communicatieprotocol op. Selecteer [Normaal]
als het communicatieprotocol is ingesteld op ASCII-indeling. Selecteer [Binair] als
het communicatieprotocol is ingesteld op binaire indeling. De verwerking van
sommige gegevens zal hiermee sneller verlopen dan met [Normaal]. Selecteer
[TBCP] om te schakelen tussen de specifieke regelcodes wanneer bij de
communicatieprotocollen zowel ASCII- als binaire indelingen zijn betrokken.
150
Xerox CopyCentre/WorkCentre 118 Handleiding voor de gebruiker