Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Eerste Inbedrijfname; Ingebruikname Per Parameter - Stiebel Eltron WPF 5 Gebruiks- En Montage-Aanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

2.11 Eerste inbedrijfname

De eerste inbedrijfname van het toestel en
de instruering van de operator mogen
alleen door een erkende installateur
plaatsvinden.
De WPF dient volgens deze gebruiks- en
montageaanwijzing in bedrijf te worden
gesteld.
Voor de inbedrijfname kan men onze
servicedienst om kostenloze ondersteuning
vragen.
Vóór de inbedrijfname dienen de volgende
punten gecontroleerd te worden:
!
Verwarmingsinstallatie
Is de verwarmingsinstallatie op de juiste
druk gevuld en de snelontluchter
geopend?
Temperatuurvoelers
!
Zijn de buitenvoeler en de retourvoeler
(in combinatie met bufferreservoir) op de
juiste manier aangesloten en geplaatst?
!
Netaansluiting
Is de netaansluiting vakkundig gerealiseerd?
Het draaiveld op de aansluiting WP (net)
is juist, wanneer bij het aanbrengen van de
spanning op de aansluiting WP (net) de
rode diode van het fasecontrolerelais
brandt.
Brandt de rode diode van het
fasecontrolerelais niet, dan start de
warmtepomp niet op.
Daarna het systeem tot de maximale
bedrijfstemperatuur verwarmen en
nogmaals ontluchten.
Let bij vloerverwarming op de
maximale systeemtemperatuur.
32
2.12
Inbedrijfname
Bij de ingebruikname van de warmtepomp-
installatie dienen naast de instellingen op het
2
bedieningsniveau ook de specifieke
e
installatieparameters vastgelegd te worden.
Deze worden op het 3
bedieningsniveau
e
met codebeveiliging ingesteld.
Alle parameters dienen een voor een
gecontroleerd te worden. De ingestelde
waarden dienen in de kolom ingestelde
waarde van de ingebruiknamelijst in hfdst. 5.8
op pag. 30 genoteerd te worden.
Aanwijzing
Niet alle instellingen leiden
direct tot een wijziging. Sommige instellingen
worden pas onder bepaalde omstandigheden
of na afloop van een wachttijd geëffectueerd.
1
CODE-NR.
Om de parameters in het 3e
bedieningsniveau te kunnen wijzigen, moet de
juiste 4-cijferige code worden ingesteld. In de
fabriek is de code 1 0 0 0 geprogrammeerd.
Na het indrukken van de PRG-toets
(controlelampje gaat branden), kan het eerste
getal door aan de draaiknop te draaien
worden geselecteerd. Door de PRG-toets
nogmaals in te drukken, wordt het getal
bevestigd en gaat het tweede getal van de
code knipperen. Door aan de draaiknop te
draaien, kan het tweede getal van de code
worden geselecteerd, etc. Als de 4-cijferige
code goed is ingevoerd, verschijnen er vier
streepjes in het display. De toegang tot het
3e bedieningsniveau is geautoriseerd en in
het display verschijnt CODE OK. Bij het
sluiten en opnieuw openen van het klepje
moet de code opnieuw worden ingevoerd.
Voor het aflezen van instellingen hoeft de
code niet opnieuw te worden ingevoerd.
2
TAAL (SPRACHE)
Druk de PRG-toets in en kies met de
draaiknop een taal. Bevestig vervolgens met
de PRG-toets.
3
KONTRAST
4
WEERGAVEDISPL
Selecteer hier wat er in het display, bij
gesloten klepje moet worden weergegeven.
U kunt kiezen tussen buitentemperatuur,
retourtemperatuur, weekdag met tijd,
warmwatertemperatuur of temperatuur van
het mengcircuit.
5
NOODBEDRIJF:
De storing Fatal Error en het noodbedrijf: de
parameter NOODBEDRIJF kan AAN of UIT
geschakeld worden.
Instelling NOODBEDRIJF op AAN:
zodra er bij WP-type 2 storingen optreden
en de warmtepomp uitvalt, springt de
programmaschakelaar automatisch op de
bedrijfstoestand NOODBEDRIJF.
Bij WP-type 3 moet de 2e warmtebron
voor de verwarming of warmwaterbereiding
op AAN gezet zijn, voordat deze
WPM
automatisch, in geval van een storing (Fatal
Error), op de bedrijfstoestand
NOODBEDRIJF springt. Als er echter
meerdere warmtepompen zijn aangesloten,
moeten alle pompen bij de storing (Fatal
Error) betrokken zijn, voordat de
programmaschakelaar automatisch op de
bedrijfstoestand NOODBEDRIJF springt.
Instelling NOODBEDRIJF op UIT: zodra er
bij WP-type 2 storingen optreden en de
warmtepomp uitvalt, neemt de 2e
warmtebron voor de verwarming alleen het
vorstbeveiligingsbedrijf over. Daarna kan de
klant zelf de bedrijfstoestand NOODBEDRIJF
kiezen.
INSTALL-SOORT
6
Warmte-energiemeters of zonne-
differentiaalregelaars
Deze parameter kan alleen geselecteerd
1 0 0 0
worden als de twee, eerder genoemde
voelers aangesloten zijn.
Bovendien moet er een warmte-
energiemeter met reed-contacten bij het
installatietype warmte-energiesysteem, of een
zonne-energiepomp bij het installatietype
zonne-energiesysteem zijn aangesloten.
Zodra het installatietype warmte-
energiesyteem op AAN wordt gezet, kan de
impulssnelheid ingesteld worden.
Standaardinstelling voor de impulssnelheid is
10. De eenheid is liter/impuls.
Met behulp van de volumestroom en het
temperatuurverschil (voeler 1 op de retour
en voeler 2 op de aanvoer), kan de warmte-
energie worden bepaald.
Onder INFO TEMP kunnen de verschillende
warmte-energiesystemen, zoals de som van
de warmte-energie in kWh, warmte-energie
in kWh overdag, actuele warmte-energie in
watt of de volumestroom in m³/uur worden
opgevraagd.
Zodra het installatietype zonne-
energiesysteem op AAN wordt gezet,
kunnen er 2 parameters, zoals de maximum
temperatuur in het reservoir, en het verschil
in temperatuur van het zonne-
energiesysteem worden ingesteld. Hierbij is
voeler 1 de warmwatervoeler onder en
voeler 2 is de collectorvoeler (PT 1000).
Het verschil in temperatuur dat door beide
voelers wordt gemeten, wordt geregistreerd
en met het ingestelde temperatuurverschil
(parameter SOLAR DELTA T) vergeleken. Als
het geregistreerde verschil het ingestelde
verschil overschrijdt, dan wordt de zonne-
energiepomp ingeschakeld. Wordt de
ingestelde waarde na aftrek van een
hysterese van 1,5 K door de meetwaarde
onderschreden, dan wordt de zonne-
energiepomp weer uitgeschakeld.
Daarnaast beschikt de regelaar over een
instelbare maximum temperatuurbegrenzing
voor het reservoir (parameter SOLAR TEMP
MAX). Zodra deze temperatuur aan de
reservoirvoeler onder bereikt wordt, wordt
tevens de zonne-energiepomp uitgeschakeld.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Wpf 5 sWpf 7Wpf 7 sWpf 10Wpf 13

Inhoudsopgave