voertuig een geluid en geeft het
informatiescherm van het
instrumentenpaneel "Geen sleutel
gedetecteerd" weer, wat aangeeft
dat de elektronische intelligente
sleutel zich niet in het voertuig
bevindt of niet kan worden
gedetecteerd als gevolg van
interferentie.
• Zelfs als de elektronische
intelligente sleutel zich in het
voertuig bevindt, mag het voertuig
niet worden gestart wanneer de
sleutel zich op de vloer, in de
bekerhouder, in de kofferbak of in
het juiste handschoenenkastje
bevindt.
De auto starten in noodgevallen:
•
Schakel de parkeerrem stevig in.
•
Schakel alle lichten en accessoires uit.
•
Zet de schakelhendel in de stand P of
N.
•
Zorg ervoor dat het voertuig is
uitgeschakeld.
•
Zorg ervoor dat de elektronische
intelligente sleutel zich in het
voertuig bevindt.
•
Houd de START/STOP-knop langer
dan 15 seconden ingedrukt om het
voertuig te starten.
HERINNERING
• Raak de aan/uit-knop niet aan
tijdens het rijden.
Controle na starten
•
Instrumentenpaneel: controleer of
de onderhoudsindicator en de
snelheidsmeter normaal werken.
•
Rem: test het voertuig op een veilige
plaats om te bepalen of het voertuig
tijdens het remmen in een bepaalde
richting zwenkt.
•
Overige afwijkingen: controleren op
losse onderdelen, lekkage en
abnormaal geluid.
106
Starten op afstand
Starten op afstand met de
elektronische smartkey
1. Houd de start/stopknop op de
intelligente sleutel ingedrukt om het
voertuig te starten. Nadat het
voertuig met succes is gestart,
knipperen de richtingaanwijzers 3
keer.
2. Als er binnen 10 minuten na starten
op afstand geen geldige handeling
plaatsvindt, stopt het voertuig en
wordt het uitgeschakeld en
knipperen de richtingaanwijzers
tweemaal.
3. Houd na een succesvolle start de
start/stopknop op de intelligente
sleutel ingedrukt om de motor uit te
schakelen en het voertuig uit te
schakelen. De richtingaanwijzers
knipperen tweemaal.
Schakelbedieningspaneel