•
Onderhoud de voorruit tijdig in geval
van krassen door steentjes (het
wordt aanbevolen om harsproducten
te gebruiken voor de reparatie van
de voorruit en de voorruit te
vervangen bij veel of overmatige
krassen).
•
Vervang het wisserblad regelmatig
en een interval van zes maanden
wordt aanbevolen.
•
Til de wisserarmen op voordat u de
voorruit reinigt.
Banden
Om veilig te kunnen rijden, moeten
•
het bandentype en de bandenmaat
geschikt zijn voor het voertuig. Het
bandenprofiel moet in goede staat
zijn en de bandenspanning moet
binnen het standaardbereik liggen.
•
Hieronder volgt een gedetailleerde
beschrijving van hoe u de
bandenspanning, bandenschade en -
slijtage en de werkingsmethode van
de bandenrotatie kunt controleren.
WAARSCHUWING
• Het gebruik van banden met
overmatige slijtage of onvoldoende
of juist overmatige druk kan leiden
tot ongelukken, ernstig letsel of
overlijden.
• Volg alle instructies in deze
handleiding met betrekking tot
bandenspanning en onderhoud.
Oppompen
•
Door de banden op de juiste
spanning te houden, ontstaat de
beste combinatie van
manoeuvreerbaarheid, levensduur
van het loopvlak en rijcomfort.
•
Rijden met te weinig opgepompte
banden leidt tot ongelijkmatige
bandenslijtage, beïnvloedt de
manoeuvreerbaarheid en het
energieverbruik en kan zelfs
luchtlekkage veroorzaken als gevolg
van oververhitting.
Rijden met te hard opgepompte
•
banden vermindert het comfort van
het voertuig en heeft ook een grotere
kans op schade door oneffen
wegdek. In ernstige gevallen bestaat
het risico dat de band barst, wat de
veiligheid van het voertuig ernstig in
gevaar brengt. Tegelijkertijd leidt het
ook tot ongelijkmatige slijtage van
banden, waardoor de levensduur van
banden wordt beïnvloed.
•
Het voertuig is uitgerust met een
apparaat voor
bandenspanningscontrole. In koude
toestand beslist u of u de banden wilt
oppompen op basis van de
bandenspanningswaarden die op het
instrumentenpaneel worden
weergegeven.
•
Meet de bandenspanning als de
banden koud zijn. Dit betekent dat de
meting ten minste drie uur na het
stoppen van het voertuig moet
worden uitgevoerd. Als u met het
voertuig moet rijden voordat de
bandenspanning is gemeten, kunnen
banden bij omgevingstemperatuur
nog steeds worden gemeten zolang
de afgelegde afstand niet meer dan
1,6 km bedraagt.
Als de bandenspanning wordt
•
gecontroleerd wanneer de banden
warm zijn (na enkele kilometers
rijden), is het normaal dat de
drukwaarde 30 kPa - 40 kPa (0,3
kgf/cm2 - 0,4 kgf/cm2) hoger is dan
die in koude toestand. Laat de
banden niet leeglopen om de
gespecificeerde koude
bandenspanning te bereiken; anders
zal de bandenspanning onvoldoende
zijn.
06
189