moet de passagier de
veiligheidsgordel vastmaken en
rechtop tegen de rugleuning van de
stoel zitten.
Buitenste zijairbag
•
Het voertuig is uitgerust met een
airbag middenvoor (geïnstalleerd op
de binnenrand van de
bestuurdersstoel en gemarkeerd met
"AIRBAG", zoals afgebeeld):
•
Wanneer aan een matige tot ernstige
botsing van voren of van opzij wordt
voldaan en aan de omstandigheden
wordt voldaan, wordt de zijairbag
aan de andere kant geactiveerd om
de hoofden en schouders van de
bestuurder en de voorpassagier te
beschermen.
•
Als de botsing aan de zijde van de
passagier voorin plaatsvindt, wordt
de zijairbag tussen de voorstoelen
geactiveerd, zelfs als er geen
passagier op de stoel zit.
Voor een optimale bescherming van
•
de zijairbag van de bestuurder tussen
de voorstoelen in, moet de inzittende
de veiligheidsgordel hebben
vastgemaakt en rechtop zitten.
In een voertuig uitgerust met
zijairbags in de stoel:
1. Bevochtig de rugleuning niet met
water. Als de rugleuning nat is door
regen of waternevel, kan de werking
van het zijairbagsysteem worden
belemmerd.
2. Dek de rugleuningafdekking niet zelf
af of vervang deze niet. Ongepaste
vervanging of afdekking van de
rugleuning belemmert de inzet van
airbags aan de stoelzijde bij een
botsing.
Zijgordijnairbag
•
Het voertuig is uitgerust met
zijgordijnairbags links en rechts
(geïnstalleerd op de kruising van de
zijbekleding van de carrosserie en
het plafond en gemarkeerd met
"Gordijn AIRBAG" op de bekleding
van de A-pijler, de bekleding van de
B-pijler en de bekleding van de C-
pijler, zoals getoond).
•
Wanneer de elektronische
regeleenheid een matige tot ernstige
botsing detecteert en aan de
triggervoorwaarden wordt voldaan,
wordt de gordijnairbag ontplooid om
het hoofd van de patiënt te
beschermen.
HERINNERING
• Wanneer er een zijdelingse impact
optreedt, wordt over het algemeen
alleen de airbag aan de getroffen
zijde ontplooid.
• Voor een optimale bescherming van
de gordijnairbag moet de inzittende
zijn veiligheidsgordel hebben
vastgemaakt en rechtop zitten.
01
19