ook voertuigen op aangrenzende
rijstroken die van achteren naderen via
mmWave-radars in de achterste hoek.
ELKA wordt geactiveerd en levert een
tegenkoppel via EPS om het voertuig op
de huidige rijstrook te houden, wanneer
het voertuig met een snelheid tussen 50
km/u en 150 km/u op het punt staat de
wegberm te kruisen of met een
tegenligger in botsing kan komen of een
inhalend voertuig op een aangrenzende
rijstrook omdat de bestuurder een
doorgetrokken rijstrooklijn overschrijdt.
Hoe te gebruiken
•
Om deze functie in of uit te
schakelen, gaat u vanaf het
touchscreen naar
(geavanceerd
bestuurdersassistentiesysteem) →
Driver Assistance
(bestuurdersassistentie) → ELKA
(hulp bij aanhouden van
vluchtstrook).
•
Wanneer ELKA wordt geactiveerd,
gaat op het display van het
instrumentenpaneel
•
Wanneer ELKA niet werkt, geeft het
cluster
weer.
•
Wanneer ELKA handmatig wordt
gedeactiveerd, geeft het cluster
weer.
Systeembeperkingen
In een complexe
•
wegverkeersomgeving kan ELKA de
rijstrooklijnen verkeerd detecteren of
er niet in slagen deze te detecteren.
In de volgende gevallen werkt ELKA
mogelijk niet of kunnen de prestaties
aanzienlijk verslechteren:
• Het zicht is slecht op besneeuwde,
regenachtige en mistige dagen.
• De voorruit is vuil en beslagen of er
zit een obstructie voor de
multifunctionele videocontroller.
128
→ ADAS
knipperen.
• Schittering wordt veroorzaakt door
direct zonlicht, reflecties van
opgehoopt water op het wegdek,
tegemoetkomende voertuigen op
de tegenoverliggende rijstrook,
enz.
• Plotselinge veranderingen in licht,
zoals wanneer het voertuig een
tunnel binnenrijdt of verlaat
• Rijstrooklijnen niet goed zichtbaar
door boomschaduwen op wegen in
direct zonlicht op zonnige dagen
• Niet-identificeerbare weggrens met
gras, grond of stoeprand
•
LDA kan worden onderdrukt als de
rijstrookbreedte te smal is, om
frequente activering te voorkomen
die de gebruiker kan storen.
Voorzorgsmaatregelen
•
Situaties waarin rijstroken mogelijk
niet worden geïdentificeerd,
omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
• Voetgangers, dieren en speciale of
vreemd gevormde voertuigen
• Onduidelijke of onvolledige
rijstroken
•
Situaties die kunnen leiden tot een
detectiestoring van de
multifunctionele camera of late
alarmen omvatten, maar zijn niet
beperkt tot:
• De multifunctionele camera komt
los, is losjes geïnstalleerd of is
geblokkeerd.
• Het voertuig rijdt onder extreme
weersomstandigheden, zoals
regen, sneeuw of smog.
• De multifunctionele camera is
gedeeltelijk of volledig
geblokkeerd.
•
Situaties die kunnen leiden tot een
detectiestoring van de mmWave-
radars of late alarmen omvatten,
maar zijn niet beperkt tot: