Instelling van de aanbouwhoogte bij overbemesting
Voorwaarden:
z
De bovenste hefarm is aan het hoogste hefpunt van de tractor gebouwd.
z
De strooien is aan het bovenste koppelpunt van de onderste hefarm en
aan het bovenste koppelpunt van de bovenste hefarm gebouwd.
Ga bij de bepaling van de aanbouwhoogte (bij de overbemesting) als volgt te
werk:
1. Aanbouwhoogten A en B (boven vegetatiehoogte) uit de strooitabel aflezen.
2. Aanbouwhoogten A en B (boven de vegetatiehoogte) vergelijken met de
maximaal toelaatbare aanbouwhoogten aan voor- (V) en achterzijde (H).
Afb. 6.28: Aanbouwpositie en -hoogte bij de overbemesting
In principe geldt:
A + vegetatiehoogte d V
B + vegetatiehoogte d H
Inbedrijfstelling
Maximaal 770 mm
Maximaal 830 mm
6
51