7.6
Randstrooien c.q. grensstrooien
Met kantstrooien wordt een kunstmestverdeling langs de grens aangeduid, waar-
bij nog een beetje kunstmest over de grens komt, maar slechts een geringe on-
derbemesting bij de veldgrens ontstaat.
Bij het grensstrooien komt vrijwel geen kunstmest over de veldgrens, een onder-
bemesting bij de veldgrens moet dan worden geaccepteerd.
Met de basisuitrusting van de schotelstrooier voor minerale mest is enkel rand-
strooien mogelijk. Voor het grensstrooien is de speciale uitrusting GSE 7 of
TELIMAT T1 nodig.
7.6.1
Kantstrooien vanuit de eerste rijdoorgang
z
Stel de strooischoepen aan de grenszijde overeenkomstig de gegevens van
de strooitabel in.
De doseerschuifinstelling komt overeen met de doseerschuifinstelling van de
veldzijde.
7.6.2
Grens- resp. randstrooien met de grensstrooi-inrichting GSE 7 (speciale uitrus-
ting)
De GSE 7 dient voor de begrenzing van de strooibreedte (naar keuze rechts of
links) in het bereik tussen ca. 75 cm en 2 m van het spoormidden van de tractor
tot de buitenste veldrand. Zie ook
z
De naar de veldrand wijzende doseerschuif sluiten.
z
Grensstrooi-inrichting naar beneden klappen.
z
Klap voor het aan beide zijden strooien de grensstrooi-inrichting weer om-
hoog.
7.6.3
Grens- resp. randstrooien met de grensstrooi-inrichting TELIMAT T1 (speciale uit-
rusting)
De grensstrooi-inrichting Telimat T1 dient voor de begrenzing van de strooi-
breedte vanuit de eerste rijdoorgang (1/2 werkbreedte van de veldrand). Zie ook
10.5: TELIMAT T1 (speciale uitrusting), pagina
7.7
Bestrooien van smalle veldstroken
z
Stel de strooischoepen op beide strooischijven in op de in de strooitabel aan-
gegeven kantstrooipositie.
Machine-instellingen
12.9: Grensstrooi-inrichting GSE 7, pagina 141
130.
7
87