Uitgangsparen
De uitgangen 2/3 en 4/5 kunnen als enkelvoudige schakeluitgangen of samen met de navolgende
schakeluitgang als uitgangspaar (bv. aansturen van een mengventiel) worden gebruikt. Bij gebruik
van het uitgangspaar 4/5 is een aanvullende hulprelais-module benodigd.
Looptijd
Looptijdbegrenzing
Bij geactiveerde looptijdbegrenzing wordt de aansturing van het uitgangspaar beëindigd, indien de
resterende looptijd van 20 minuten op 0 teruggeteld is. De resterende looptijd wordt opnieuw geladen,
indien het uitgangspaar naar handbedrijf wordt gezet, door een melding (dominant AAN of UIT)
aangestuurd wordt, de aansturingslooprichting wijzigt of de vrijgave van UIT naar AAN wordt
omgeschakeld.
Wordt de looptijdbegrenzing gedeactiveerd, dan wordt de resterende looptijd slechts tot 10 seconden
teruggeteld en de aansturing van het uitgangspaar wordt niet beëindigd.
Uitgangsparen worden in de statusbalk met een „
Voorbeeld: uitgangen 2+3 zijn als uitgangspaar geparametreerd
Werken 2 verschillende functies gelijktijdig op beide uitgangen van het uitgangspaar, dan wordt de
uitgang met het laagste nummer („OPEN"-commando) geactiveerd.
Uitzondering: functie „Melding" – komt de gelijktijdige aansturing van deze functie, dan wordt de
uitgang met het hoogste nummer („DICHT"-commando) geactiveerd.
Alle schakeluitgangen
Voor alle schakeluitgangen kan een inschakelvertraging en een nalooptijd worden ingesteld.
Programmering met TAPPS2 / Uitgangen
Voor ieder uitgangspaar dient de looptijd van
het mengventiel te worden opgegeven.
Wordt mengerlooptijd 0 opgegeven, volgt er
geen aansturing van het uitgangspaar.
+
" tussen de uitgangsnummers weergegeven.
15