Om witte rook te beperken moet u de motor
langzaam en matig belast laten draaien
totdat de motor de normale bedrijfstempe-
ratuur bereikt. Een licht belaste koude motor
zorgt voor een betere verbranding en sneller
opwarmen dan geen belasting.
Laat de motor niet langer dan nodig statio-
nair draaien.
Starten met luchtverwarming
(indien aanwezig)
1.
Open de zeewaterkraan (indien
aanwezig).
2.
Open de brandstofkraan.
3.
Zet de bedieningshendel van de
afstandsbediening op NEUTRAAL.
4.
Zet de hoofdschakelaar van de accu
(indien aanwezig) op AAN.
5.
Zet de contactsleutel 15 seconden op
GLOEIEN.
6.
Draai de contactsleutel naar AAN.
Controleer of de indicatielampen op het
instrumentenbord branden en het
alarm afgaat. Hiermee wordt aange-
geven dat de indicatielampen en het
alarm juist werken.
Opmerking: De alarmlamp voor de
koelvloeistoftemperatuur gaat
tijdens het opstarten niet branden.
7.
Draai de contactsleutel naar START.
Laat de contactsleutel los wanneer de
motor is gestart. Het alarm moet
stoppen en de indicatielampen moeten
uitgaan. OPMERKING: Houd de
sleutel NOOIT langer dan 15
seconden in de stand START om te
voorkomen dat de startmotor over-
verhit raakt.
Bedieningshandleiding voor de JH4-serie
Nadat de motor is gestart
Wanneer de motor eenmaal loopt, dient u de
volgende punten bij een laag toerental te
controleren:
1.
2.
3.
4.
5.
© 2008 Yanmar Marine International
MOTOR IN BEDRIJF
Controleer of de meters, indicatie-
lampen en het alarm normaal zijn.
• De normale koelvloeistoftempera-
tuur bij draaiende motor is 76 tot 90 °
C (169 tot 194 °F).
• De normale oliedruk bij 3000 tpm is
0,28 tot 0,54 MPa (41 tot 78 psi).
Controleer op water-, brandstof- of olie-
lekkage uit de motor.
Controleer of de kleur van het uitlaatgas
en trillingen en geluid van de motor
normaal zijn.
Wanneer er geen problemen zijn, houdt
u de motor eerst met een stilstaande
boot op een laag toerental, zodat de
motorolie wordt verspreid over alle
delen van de motor.
Controleer of er voldoende koelvloei-
stof uit de zeewateruitlaat stroomt.
Gebruik van de motor met onvoldoende
uitstroom van zeewater zal leiden tot
beschadiging van de rotor van de
zeewaterpomp. Wanneer de uitstroom
van zeewater te gering is, stop de motor
dan onmiddellijk. Stel de oorzaak vast
en verhelp deze. VOORZICHTIG! De
motor zal vastlopen wanneer u deze
gebruikt zonder dat er voldoende
uitstroom van zeewater is of
wanneer de motor wordt belast
zonder te zijn opgewarmd.
Voor hulp bij probleemoplossing raad-
pleegt u Probleemoplossing na het
starten - 83 of Probleemoplossings-
diagram - 85.
Neem zo nodig contact op met een
erkende dealer of distributeur van
Yanmar.
47