Veiligheid
Gevarenzones
Afb.4
•
•
•
•
•
•
16
Bij functiestoringen moet u het ventiel buiten bedrijf stellen (loskoppelen van
stroom- en luchttoevoer) en beveiligen tegen hernieuwd gebruik.
Grijp bij schakelend ventiel nooit in de lantaarn (9) of de ventielbehuizing
(401/402). De vingers kunnen afgekneld of afgeknipt worden.
Bij de veerafsluiter bestaat bij het losmaken van de klemverbinding (43.1/46)
verwondingsgevaar, omdat de vrijgegeven veervoorspanning de aandrijving
abrupt optilt. Voor het losmaken van de klemverbinding (43.1) heft u daarom
de veerspanning op, door de aandrijving (A) met perslucht te beluchten.
Schakel het ventiel bij alle onderhouds-, service- en reparatiewerkzaamheden
spanningsvrij en beveilig hem tegen onopzettelijk hernieuwd inschakelen.
Laat werkzaamheden aan de elektriciteitsvoorziening alleen uitvoeren door
een elektromonteur.
Controleer regelmatig de elektrische uitrusting van het ventiel. Repareer
onmiddellijk losse verbindingen en versmolten kabels.
430BAL011665NL_5
20.03.2023