Onderwerpen die zich te dicht bij het apparaat bevinden.
Onderwerpen met ononderbroken soortgelijke patronen, zoals de lucht, het strand of
een gazon.
Onderwerpen die constant veranderen, zoals de golven of een waterval.
In het geval van [Schemeropn. hand] of [Antibewegingswaas], kan zich
blokvormige ruis voordoen wanneer u een lichtbron gebruikt die flikkert, zoals
fluorescerende verlichting.
De minimale afstand waarop u een onderwerp kunt benaderen, verandert niet,
ook niet als u [Macro] selecteert. Zie voor het minimale scherpstelbereik, de
minimale afstand van de lens die op het apparaat is bevestigd.
Hint
Om de scène te veranderen, draait u het besturingswiel op het opnamescherm
en selecteert u een nieuwe scène.
[33] Hoe te gebruiken
Sluitertijdvoorkeuze
U kunt de beweging van een bewegend onderwerp op diverse manieren tot
uitdrukking brengen door de sluitertijd aan te passen, bijvoorbeeld door de
beweging te bevriezen met een korte sluitertijd, of door een naspoor van het
onderwerp te veroorzaken met een lange sluitertijd.De sluitertijd kan worden
veranderd tijdens het opnemen van bewegende beelden.
1. Zet de functiekeuzeknop in de stand S (Sluitertijdvoorkeuze).
2. Selecteer de gewenste instelling door het besturingswiel te draaien.
3. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
Het diafragma wordt automatisch aangepast om tot een juiste belichting te
komen.
Opmerking
Als na het instellen geen juiste belichting kan worden verkregen, knippert de
diafragmawaarde op het opnamescherm. U kunt zo wel een opname maken,
maar u kunt beter een andere instelling kiezen.
Opnemen
Een opnamefunctie selecteren