Wanneer u een lange sluitertijd instelt, gebruikt u een statief om te voorkomen
dat het beeld wazig wordt.
Het waarschuwingspictogram SteadyShot wordt niet afgebeeld in de
sluitertijdprioriteitsfunctie.
Wanneer de sluitertijd 1/3 seconde(n) of langer is, wordt na de opname
ruisonderdrukking uitgevoerd gedurende dezelfde tijdsduur waarin de sluiter
geopend was. U kunt echter niet verder gaan met opnemen zolang de
ruisonderdrukking wordt uitgevoerd.
De helderheid van het beeld op de monitor kan verschillen van die van het
beeld dat in werkelijkheid wordt opgenomen.
Hint
Wanneer u een kortere sluitertijd gebruikt, lijkt het of bewegende onderwerpen,
zoals een hardloper, auto's of de branding van de zee, in hun beweging zijn
bevroren. Wanneer u een langere sluitertijd gebruikt wordt een naspoor van het
bewegende onderwerp opgenomen, waardoor een natuurlijker en dynamischer
beeld ontstaat.
[34] Hoe te gebruiken
Diafragmavoorkeuze
U kunt opnemen door het diafragma in te stellen en het scherpstelbereik te
veranderen, of door de achtergrond onscherp te maken.De diafragmawaarde kan
worden veranderd tijdens het opnemen van bewegende beelden.
1. Zet de functiekeuzeknop in de stand A (Diafragmavoorkeuze).
2. Selecteer de gewenste instelling door het besturingswiel te draaien.
Kleinere F-waarde: Het onderwerp is scherpgesteld, maar voorwerpen
voor en achter het onderwerp zijn wazig.
Grotere F-waarde: Het onderwerp en de voor- en achtergrond zijn
allemaal scherpgesteld.
3. Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
De sluitertijd wordt automatisch aangepast om een juiste belichting te
verkrijgen.
Opnemen
Een opnamefunctie selecteren