Status van het apparaat en geavanceerde
13.
instellingen
In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert en hoe u geavanceerde instellingen instelt.
Lees dit hoofdstuk aandachtig door als u optimaal gebruik wilt maken van de verschillende functies van het apparaat.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
•
Machine Setup
•
De status van het apparaat controleren
•
Algemene instellingen
•
Kopieerinstellingen
•
Fax instellen
Machine Setup
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Selecteer het juiste item dat u wilt gebruiken.
•
Apparaatstatus: hiermee wordt de huidige status van het apparaat
weergegeven.
•
Beheerinstelling: hiermee kan een beheerder het apparaat
instellen.
Als u op Beheerinstelling drukt, verschijnt er een
aanmeldingsbericht. Voer het wachtwoord in en druk op OK. (De
fabrieksinstelling is 1111.)
•
Rapport Gebruikspagina's: u kunt een rapport afdrukken over het
aantal afdrukken op basis van het papierformaat en de papiersoort.
Scherm Apparaatstatus
Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel en druk vervolgens op
Apparaatstatus.
•
Het tabblad Levensduur art.: hierin worden de gebruikte en
overblijvende verbruiksartikelen getoond. Druk op de pijl-omlaag en de
pijl-omhoog om naar een volgend of vorig scherm te gaan.
•
Het tabblad Apparaatinfo: hierin wordt gedetailleerde informatie
weergegeven over het apparaat en over een aantal opties waarmee u
uw apparaat kunt valideren.
•
Terug: hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 108
•
Netwerkinstellingen
•
Beveiliging
•
Optionele service
•
Een rapport afdrukken
•
Menuoverzicht
Scherm Beheerinstelling
Biedt u toegang tot gedetailleerde apparaatinstellingen.
Als u op Beheerinstelling drukt, verschijnt er een
aanmeldingsbericht. Als de beheerder het wachtwoord heeft
ingesteld, moet u telkens het wachtwoord invoeren wanneer u
Beheerinstelling wilt gebruiken. (Zie "Het verificatiewachtwoord
instellen" op pagina 44.)
•
Het tabblad Algemeen: hierin stelt u de basisparameters van het
apparaat in, zoals locatie, datum, tijd, enzovoort. (Zie "Algemene
instellingen" op pagina 109.)
•
Het tabblad Instelling: hierin stelt u waarden in voor fax, netwerk en
aanmelding. U kunt ook de functies uit de lijst op het scherm
inschakelen.
•
Het tabblad Afdrukken/Rapport: Hierin kunt u configuratie- of
lettertypelijst afdrukken en een rapport met de apparaatfuncties
weergeven. (Zie "Een rapport afdrukken" op pagina 119.)
•
Terug: hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.