OS 3030
Ingangsfuncties
De ingangen "VOL" en "LEEG" zijn standaard aanwezig. Bij programmastap 4.4 wordt vastgelegd of
de functies worden geactiveerd bij geopend of gesloten contact.
Optioneel kan de besturing worden uitgerust met een motorveiligheidsschakelaar voor 1-fasige hoge-
drukpompen. Het onderbrekercontact en een eventueel aanwezig meldcontact van de motorveilig-
heidsschakelaar worden intern op de printplaat aangesloten.
Voor het meldcontact van een externe motorveiligheidsschakelaar moet de functie "externe schake-
laar" worden gebruikt.
VOL en LEEG
De aansluitingen van de niveauschakelaars
voor de automatische bijvulling van een voor-
raadtank worden aangeduid met "FU" (VOL)
en "EM" (LEEG).
Als beide meldingen worden geactiveerd, heeft
de melding "VOL" hogere prioriteit.
Een tank kan worden bijgevuld via de ni-
veauschakelaar (VOL). De niveauschakelaar
(LEEG) wordt dan „gebruikt" als leegmelding.
De tank kan ook worden bijgevuld via beide
niveauschakelaars ("VOL","LEEG") of hand-
matig (zie programmering, stap 5.1).
De aanspreektijd van de ingangen bedraagt 4
seconden.
De meldingen "VOL" en "LEEG" kunnen op het
alarmrelais of de zoemer worden geschakeld.
Voor de besturing van de installatie staan nog twee (met insteekprint IF drie) programmeerbare ingan-
gen (IN1, IN2 en IN3) ter beschikking. Hieraan kunnen – in overeenstemming met de programmering
bij de programmastappen 4.1 - 4.3 - de hieronder beschreven functies worden toegewezen. Bij pro-
grammastap 4.4 wordt vastgelegd of de functies bij geopend of gesloten contact worden geactiveerd.
Ingang STOP
Bij programmastap 5.13 wordt vastgelegd in
welke fasen de ingang STOP wordt opge-
vraagd.
Is de ingang actief, dan worden de uitgangen
in de standen geschakeld die zijn geprogram-
meerd bij de programmastappen 10.1,10.2 en
17.1.
Bovendien kan bij programmastap 5.14 wor-
den vastgelegd of de installatie na deactivering
van het stopsignaal verder werkt of handmatig
opnieuw moet worden gestart.
De stopfunctie wordt bijv. gebruikt om bij de
regeneratie van een voorgeschakelde behan-
delingsinstallatie de osmose-installatie te kun-
nen uitschakelen.
Ingangsfunkties
De meldingen "VOL" en "LEEG" worden weer-
gegeven op het LCD-display als het alarmre-
lais of de hoorn is geactiveerd of als de ingan-
gen alleen zijn geprogrammeerd als vol- en
leegmeldingen.
Motorveiligheidsschakelaar
Het meldcontact van de motorveiligheidsscha-
kelaar is actief bij geopend contact.
De aanspreektijd bedraagt 2 seconden.
De melding motorbeveiliging kan op het alarm-
relais of de zoemer worden geschakeld.
De melding motorbeveiliging verschijnt op het
LCD-display.
LET OP! Na een storingsmelding moet de
motorveiligheidsschakelaar worden ontgren-
deld en de installatie handmatig weer worden
ingeschakeld door de "ON"-toets in te drukken.
Met behulp van de "ON"-toets kan de installa-
tie ook bij een actieve stopmelding weer wor-
den ingeschakeld. Daarbij wordt het stopsig-
naal tot de volgende deactivering genegeerd.
De aanspreektijd van de ingang bedraagt
6 seconden.
De melding "STOP" kan op het alarmrelais of
de zoemer worden geschakeld.
De toestand "STOP" wordt weergegeven op
het LCD-display.
16