• De startmotor trekt een grote
hoeveelheid stroom. Bedien de
startmotor daarom niet langer
dan 5 sec. achter elkaar. Als de
motor niet aanslaat binnen
5 seconden, laat dan de
schakelaar los en wacht minstens
10 seconden voordat de
startmotor opnieuw in werking
wordt gezet.
• Zet het contactslot niet in stand
START terwijl de motor draait.
• Het "Neutraal-startsysteem"
voorkomt dat de motor wordt
gestart tenzij de schakelhendel zich
in de stand N (vrijstand) bevindt,
zelfs als de motor wordt
aangezwengeld door de startmotor.
• Als er twee buitenboordmotoren
zijn geplaatst, voer de
bovenstaande procedure dan
achtereenvolgens uit voor de
rechter en de linker motor.
89
CONTROLEOPENING
KOELWATER
KOELWATERINLAAT
(aan weerszijden)
4. Controleer na het starten of er
koelwater uit de controleopening
stroomt. De hoeveelheid water die
uit de controleopening stroomt kan
variëren door de werking van de
thermostaat, maar dit is normaal.
DE MOTOR STARTEN
Zet de motor stil als er geen water
uit stroomt of als er stoom uit
komt.
Controleer of de zeef in de
koelwaterinlaat verstopt zit en
verwijder de vervuiling indien
aanwezig. Controleer de
controleopening van het koelwater
op verstopping. Als er nog steeds
geen water uit stroomt, laat uw
buitenboordmotor dan controleren
door uw buitenboordmotoren-
dealer. Gebruik de
buitenboordmotor niet zolang het
probleem niet verholpen is.
89