Differentiaalstroom aanleggen
Sluit alleen differentiaalstroomtransformatoren op de in-
gangen I5 en I6 aan met een nominale stroom van 30mA!
Beide differentiaalstroomtransformatoringangen kunnen
wisselstromen, pulserende gelijkstromen en gelijkstro-
men meten.
De door de UMG 96RM-E weergegeven differentiaal-
stroom moet op basis van de stroomtransformator-
overbrengingsverhouding met de ingangsstroom over-
eenstemmen.
De stroomtransformatorverhouding is af fabriek inge-
steld op 5/5A en moet eventueel aan de gebruikte dif-
ferentiaalstroomtransformatoren worden aangepast.
C
Voor de meting van de differentiaalstromen
heeft de UMG 96RM-E de netfrequentie nodig.
Hiervoor moet de meetspanning aangelegd of
een vaste frequentie ingesteld worden.
C
Voor de differentiaalstroomingangen I5 en I6
moet geen aansluitschema geconfigureerd
worden.
Draaiveldrichting
Controleer
in
de
aangegeven
de UMG 96RM-E de richting van het spanningsdraaiveld.
Gewoonlijk is er sprake van een „rechts draaiveld".
Fase-indeling controleren
De indeling buitenkabels naar stroomtransformator
is juist, wanneer je een stroomtransformator aan
secundaire zijde kortsluit en de door de UMG 96RM-E
weergegeven stroom in de bijbehorende fase naar 0A
daalt.
Controle van de prestatiemeting
Sluit alle stroomtransformatoruitgangen kort op een na
en controleer de weergegeven prestaties.
De UMG 96RM-E mag slechts een vermogen in de fase
met de niet-kortgesloten stroomtransformatoringang
weergeven. Als dit niet het geval is, controleert u de
aansluiting van de meetspanning en van de meetstroom.
Klopt het getal van het effectieve vermogen, maar is
het voorbewerkingsteken van het effectieve vermogen
negatief, dan kan dat twee oorzaken hebben:
• De
aansluitingen
stroomtransformator zijn verwisseld.
• Er wordt werkenergie aan het netwerk teruggeleverd.
UMG 96RM-E
meetwaarde
S1(k)
en
S2(l)
op
van
de
69