Monteur – Parameters
P25 Toerental gewenst
Functie alleen bij selecteren P24 = 1 (Toerentalregeling = manueel).
P25 = 30 – 100 %: Voorgave van het toerental voor pomp A1.
P26 Toerental min.
Functie alleen bij selecteren P24 = 0 (Toerentalregeling = automatisch).
P26 = 30 – 100 %: Voor het vastleggen van het minimale toerental
in %, waarmee de pomp A1 moet lopen. Deze waarde zo kiezen,
dat de pomp bij deze aansturing zeker loopt (P26 < P27).
P27 Toerental max.
Functie alleen bij selecteren P24 = 0 (Toerentalregeling = automatisch).
P27 = 30 – 100 %: Voor het vastleggen van maximale toerental in
%, waarmee de pomp A1 moet lopen. De waarde zo selecteren,
dat de pomp bij deze aansturing zeker loopt (P27 > P26).
P28 Verschil Toerental 100%
Functie alleen bij selecteren P24 = 0 (Toerentalregeling = automatisch).
P28 = 5 – 50 K: Bij het hier ingestelde temperatuurverschiltussen
collector 1 en actieve tank wordt de pomp met volledig toerental
aangestuurd [100%]. Bij een klein temperatuurverschil wordt de
pomp naar beneden gemoduleerd.
In-/uitschakelverschillen, hysterese
P30 Verschil Een 1
P30 = 1 – 30 K: De laadfunctie voor tank 1 via pomp A1 wordt
vrijgegeven, indien het temperatuurverschil tussen sensor F1
(collector/vaste stof) en sensor F4 (tank onder) het inschakelverschil
overschrijdt.
P31 Verschil Uit 1
P31 = 1 – 30 K: De laadfunctie voor tank 1 wordt vergrendeld, indien
het temperatuurverschil tussen sensor F1 (collector/vaste stof) en
sensor F4 (tank onder) groter is dan het uitschakelverschil.
38
P32 Verschil Een 2,
P33 Verschil Uit 2
P32, P33 = 1 – 30 K.
Installatie 1, 7, 9, 13: Geen functie.
Installatie 2, 5: De laadfunctie voor tank 2 via pomp A1 wordt
vrijgegeven, indien het temperatuurverschil tussen sensor F1
(collector/vaste stof) en sensor F2 (tank 2) het inschakelverschil
overschrijdt.
De laadfunctie voor tank 2 wordt terug vergrendeld, indien het
verschil groter is dan het uitschakelverschil.
Het ventiel A2 wordt in de richting tank 2 geschakeld, indien de
laadfunctie voor tank 2 vrijgegeven is, en tank 1 niet geladen kan
worden.
Installatie 3, 4: De laadfunctie via pomp A2 wordt vrijgegeven, indien
het temperatuurverschil tussen sensor F2 (vaste stof/collector2) en
sensor F4 (tank onder) het inschakelverschil overschrijdt.
Installatie 6: De laadfunctie voor tank 2 via pomp A2 wordt
vrijgegeven, indien het temperatuurverschil tussen sensor F1
(collector) en sensor F2 (tank 2) het inschakelverschil overschrijdt.
De laadfunctie voor tank 2 wordt terug vergrendeld, indien het
verschil groter is dan het uitschakelverschil.
Installatie 8: zie pagina 29 (Recirculatie)
Installatie 10: De omlaadfunctie via pomp A2 wordt vrijgegeven,
indien de temperatuur bij sensor F3 (tank 1 boven) de temperatuur op
sensor F2 (tank 2 onder) met het inschakelverschil (P32) overschrijdt.
De omlaadfunctie wordt terug vergrendeld, indien de temperatuur
bij sensor F3 (tank 1 boven) over het uitschakelverschil (P33) lager
is dan de temperatuur op sensor F2 (tank 2 onder).
Installatie 11: Ventiel A2 schakelt in, als de temperatuur bij sensor
F1 (collector) de temperatuur bij sensor F3 (tank boven) met het
inschakelverschil (P32) overschrijdt.
Ventiel A2 schakelt uit, als de temperatuur bij sensor F1 (collector)
meer dan het uitschakelverschil lager is dan de temperatuur bij
sensor F3 (tank boven).