Inhoudsopgave
Advertenties
Monteur – Parameters
P44 T-Max Brander 2 (vaste stof-ketel)
P43 = 30 – 130 °C:
Installatie 1, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13: Geen functie
Installatie 2, 3, 9: De laadpomp van de vaste stof-ketel wordt
vergrendeld, indien de temperatuur van de ketel de hier ingestelde
grens overschrijdt (bescherming van de installatie).
De pomp wordt terug vrijgegeven als de temperatuur 10K lager
wordt dan de grens.
P45 T-Collector bescherming
P45 = 80 – 180 °C:
Installatie 2, 9: Geen functie.
Installatie 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12: De collectorbeschermingsfunctie
beschermt de collector tegen oververhitting. Ze wordt actief, als de
ingestelde maximale collectortemperatuur P42 groter is dan de hier
ingestelde T-Collector bescherming P45.
Als de collectortemperatuur F1 resp. F2 de ingestelde T-Collector
bescherming P45 overschrijdt en als de tanktemperatuur lager is
dan 92 °C, dan wordt de tank tot boven zijn maximale temperatuur
tot 95 °C opgeladen om de collector te koelen. De functie wordt
onderbroken wanneer de collector zijn maximale temperatuur
P42 overschrijdt. De functie wordt weer vrijgegeven wanneer de
collectortemperatuur < P42 -3 K is.
P46 T drempel ret koeling
P46 = Uit: Geen tank retourkoeling
P46 = 0 – 30 K: tank retourkoeling is actief. Als de
collectorbeschermingsfunctie overdag de tank op temperaturen
boven de ingestelde maximale tanktemperatuur P50, P51 heeft
opgeladen, dan kan de tank automatisch 's nachts tussen 1.00
uur en 6.00 uur door het inschakelen van de laadpompen tot op de
ingestelde maximale tanktemperatuur P50, P51 gekoeld worden.
Gedurende deze tijd is het niet mogelijk de tank te laden. Deze
functie dient ter bescherming van de tank.
40
De circulatiekoeling kan alleen gebeuren wanneer de temperatuur van
de tank de collectortemperatuur minstens met de schakeldrempel
P46 + 3 K hysterese overtreft.
P47 T-gewenst verwarmen
Alleen bij geselecteerde speciale functie Naverwarmen,
zie pagina 15 (P07 Verwarmen EEN/
P08 Verwarmen UIT).
P47 = 10 – 90 °C: Een bijkomend verwarmingstoestel (A2/A3) wordt
vrijgegeven, indien de tanktemperatuur bij de bovenste tanksensor
(F3/F5) de ingestelde temperatuur met P34 onderschrijdt.
Het verwarmingstoestel wordt terug afgesloten, zodra de temperatuur
van de tank de vrijgavetemperatuur overschrijdt.
Indien er zonopbrengst is, verschuiven de schakelgrenzen met
parameter P52 naar beneden: vrijgave gebeurt bij een bovenste
tanktemperatuur < P47-(P52+P34).
P50 T-Max Opslag 1
P50 = 10 – 130 °C: Indien er een sensor (F3, tank boven) gemonteerd
werd, dan wordt de maximale temperatuur op deze sensor bewaakt.
Als deze sensor niet gemonteerd is, dan wordt de maximale
tanktemperatuur bij F4 bewaakt. In dit geval moet de laagvorming
in de tank in acht worden genomen.
Installatie 1, 3, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13: De laadpompen worden
vergrendeld, als de temperatuur van de warmtetank 1 de hier
ingestelde veiligheidsgrens overschrijdt (bescherming van de
installatie).
De pompen worden terug vrijgegeven, zodra de temperatuur onder
de maximale tanktemperatuur – 5 K komt.
Installatie 2, 5, 6: Aanvullend kan bij deze installaties tank 2 verder
geladen worden.
Advertenties
Inhoudsopgave
