Monteur – Parameters
Opbrengstschatting/Debietmeter
Tijdens de looptijd van de laadpomp worden de impulsen van
een optioneel op klem 22 aansluitbare debietmeter geteld. Uit het
gemeten debiet (invoeren van de pulssnelheid van de teller in P70)
en het temperatuurverschil tussen collector en tank kan de regelaar
de warmte-opbrengst berekenen.
Als de sensor F2 als retoursensor voor de collector beschikbaar is
en geïnstalleerd wordt, wordt het temperatuurverschil tussen het
verwarmingstoestel en F2 berekend. In het andere geval wordt
het invoerpunt van de geladen tank gebruikt voor de berekening.
Installatie 4: Hier wordt overeenkomstig de warmte-opbrengst
voor de beide collectoren bepaald (temperatuurverschil F1, F4
und F2, F4). Indien de beide collector-pompen lopen, worden de
warmtestromen berekend volgens de doorloopverhouding (P72).
Voor de berekening moeten de glycolsoort (P79) en de
mengverhouding met water (P78) ingesteld worden.
De weergave van de dagopbrengst en de totale opbrengst gebeurt
in kWh; die van de totale opbrengst wordt automatisch geskaleerd
(kWh in MWh). De dagopbrengst wordt om middernacht terug op
nul gezet.
Beide waarden kunnen op het gebruikersniveau manueel met de
toets OK terug op nul gezet worden.
Bij een meting van de opbrengst via de aangesloten impulsgever
mag de circulatiepomp via parameter 54 = 2 niet geactiveerd zijn.
Indien er geen impulsteller aangesloten is, kan de opbrengst
geschat worden. Daartoe het gemiddelde debiet door de
betrokken collector bij lopende laadpomp aangeven (P75 en
P76). Het debiet kan door kortstondige inbouw van een teller
of door berekening bepaald worden (installateur).
De schatting van de opbrengst levert voor de toerentalgeregelde
pomp A1 geen correcte opbrengst, omdat het debiet bij
gereduceerd pomptoerental alleen kan worden geschat.
44
Richtwaarde voor debiethoeveelheid:
2
ca. 0,8 l/min per m
collectoroppervlak. Bij low flow-installaties
geldt deze waarde niet!
P70 Pulssnelheid
Alleen in combinatie met een debietmeter.
P70 = 0.0 – 100: Instelbaar in 0,1-stappen. Eenheid van de
pulssnelheid (ml/pulse, l/pulse) met P71 vastleggen. De pulssnelheid
van een aangesloten debietteller is vermeld in de documentatie
van de teller.
P71 Impulseenheid
Alleen in combinatie met een debietmeter.
P71 = ml/pulse; l/pulse
P72 volumestroomverdeling (installatie met 2 collectoren)
P72 = 1:99 – 99:1
Installatie 4: De verhouding van de debieten door de beide
collectoren moet worden aangegeven voor het geval dat beide
laadpompen lopen.
P75 Volumenstroom Coll 1 (opbrengstschatting)
Alleen zonder debietteller.
P75 = Uit: Bij aangesloten debietteller wordt het reële debiet
gemeten. Bovendien is P75 = UIT te selecteren, indien er geen
rekening moet worden gehouden met een zonopbrengst (installatie
zonder collector).
P75 = 0,1 – 100 l/min: Vastgelegde waarde voor installaties zonder
debietmeter voor een benaderende schatting van de opbrengst.
P76 Volumenstroom Coll 2 (opbrengstschatting)
Alleen zonder debietteller.
P76 = Uit: Bij aangesloten debietteller wordt het reële debiet
gemeten. Bovendien is P75 = UIT te selecteren, indien er geen