3. Zoek naar kiestoon voor 5 seconden.
4. Als u geen kiestoon gedetecteerd, hangt u op voor 20 seconden.
5. Zoek naar kiestoon voor 5 seconden.
6. Als u geen kiestoon gedetecteerd, kiest u toch.
UIT: Er wordt geen poging gedaan om contact met de meldkamer te maken als er geen kiestoon aanwezig is.
UL
Opmerking: Gedwongen kiezen moet ingeschakeld zijn voor UL-installaties.
3 – Teller testverzending in minuten
AAN - Wanneer de optie is ingeschakeld, wordt de periodieke testzendinterval geprogrammeerd in sectie [377][003] 000-
255 minuten zijn in plaats van 000-255 dagen of uren.
UIT - Wanneer de optie is uitgeschakeld, zal de periodieke testzendinterval geprogrammeerd in sectie [377][003] 000-255
dagen of uren zijn als optie 4 in de sectie [022] is ingeschakeld.
4 – Niet in gebruik
5 – ID-toon
AAN: Nadat het telefoonnummer is gekozen, verstuurt het alarmsysteem een toon (zoals gespecificeerd door optie ID- toon-
frequentie) gedurende 500 ms elke twee seconden om aan te geven dat er een digitale apparatuurgesprek bezig is.
UIT: ID-toon is uitgeschakeld.
6 – Toon gegenereerd-2100 Hz
AAN: 2100 Hz ID-toon.
UIT: 1300 Hz ID-toon.
7 – 1 uur DLS-venster
AAN: Wanneer DLS-toegang is ingeschakeld ([*][6] optie 5 AAN), is installatieprogrammering slechts eenmaal toegankelijk
via DLS of het [*][8]-menu tijdens een 1-uur-venster.
UIT: Wanneer DLS-toegang is ingeschakeld, is installatieprogrammering een onbeperkt aantal keren toegankelijk via DLS
of het [*][8]-menu tijdens een 6-uur-venster.
8 – FTC hoorbare bel
AAN: Als er een fout bij communicatie-probleem wordt gegenereerd terwijl het systeem is ingeschakeld, activeert de sirene
voor de duur van de beltime-out of totdat het systeem is uitgeschakeld.
UIT: Als er een fout bij communicatie-probleem wordt gegenereerd terwijl het systeem is ingeschakeld, wordt de sirene niet
geactiveerd, maar de zoemer geeft storingspieptonen af totdat er een toets wordt ingedrukt.
[040] Gebruikersauthenticatie
Met deze functie kan de installateur of hoofdgebruiker een van de twee methoden voor gebruikersverificatie selecteren:
01 – Gebruikerscode of proximitytag
De gebruiker heeft toegang tot het systeem door het invoeren van een geldige code of door het presenteren van een proxi-
mitytag.
02 – Gebruikerscode en Proximitytag
De gebruiker moet een geldige code invoeren en een proximitytag presenteren wanneer het systeem vraagt om een toe-
gangscode. Een proximitytag is niet verplicht om [*][8]-installatieprogrammering te openen.
Opmerking: Wanneer deze optie is ingeschakeld, moeten de proximity tag en code toebehoren aan dezelfde gebruiker.
Sectie 5 Programmering
- 115 -