Planningsaanwijzingen
10.4 Veiligheidstechnische uitrusting
Voor het veilige gebruik is een minimale bedrijfsdruk van 0,5 bar
(0,05 MPa) absoluut vereist.
Uitzondering Vitocrossal, type CIB en Typ CI3: Onder alle wer-
kingsomstandigheden een minimale werkdruk van 1 bar (0,1 MPa)
naleven.
Algemene aanwijzingen
Aanwijzing
Die aangegeven grenzen van het nominale vermogen zijn gerela-
teerd aan een systeemtemperatuur 80/60 °C.
Vereisten volgens EN 12828
Veiligheidstechnische uitrusting van de afzonderlijke verwar-
mingsketel
Zie bijgevoegd blad Veiligheidstechnische uitrusting nr. 4801911 op
www.viessmann-schemes.com
Laagwaterniveaubeveiliging
Verwarmingsketels moeten voorzien zijn van een beveiliging tegen
watergebrek (waterniveaubegrenzer, minimumdrukbegrenzer of
debietregelaar).
■ Minimale drukbewaker ≤ 300 kW
■ Minimum drukbegrenzer > 300 kW
■ Waterniveaubegrenzer
Vereist bij niet voorhanden statische waterkolom, zoals bijv. in dak-
verwarmingscentrales of als de warmteopwekker hoger geplaatst
is dan de meeste radiatoren/verwarmingsoppervlakken.
Als een ontoelaatbare verwarming bij watergebrek verzekerd is, kan
volgens EN 12828 bij verwarmingsketels tot 300 kW (behalve bij
dakverwarmingscentrales) een laagwaterniveaubeveiliging achter-
wege blijven. Bij eventueel optredend watergebrek ten gevolge van
lekken aan de verwarmingsinstallatie en gelijktijdige branderwerking
wordt de brander uitgeschakeld. De uitschakeling gebeurt, alvorens
een ontoelaatbare hoge opwarming van verwarmingsketel en rook-
gasinstallatie optreedt.
Bij gebruik van de Vitocrossal type CIB (ook in dakverwarmingscen-
trales) is de volgens EN 12828 voorgeschreven inbouw van een
laagwaterniveaubeveiliging niet nodig. Vitocrossal, type CIB, is
beveiligd tegen een ontoelaatbare opwarming bij watergebrek vol-
gens EN 12828 met eigen beveiliging.
Maximum drukbegrenzing
Nodig voor elke CV-ketel van een installatie als nom. vermogen van
de ketel > 300 kW.
Minimum drukbegrenzing
Voor het veilig gebruik is beslist een minimale werkingsdruk vereist.
De minimale bedrijfsdruk kan door het gebruik van een minimum-
drukbewaking of minimumdrukbegrenzing gegarandeerd worden.
Drukschakelaar
De drukbewaker is een veiligheidstechnisch toebehoren en is vereist
voor elke verwarmingsketel conform EN 303 met ventilatorbranders
conform EN 676 (externe brander) voor de branderuitschakeling bij
rookgas-/condensaatopstapeling in de verwarmingsketel/het rook-
gassysteem.
De instelbare en vergrendelende drukbewaker wordt in de veilig-
heidsketting van de regeling en op een extra drukmeetaanslui-
ting "Branderkamerdruk" aangesloten. De aansluiting op de veilig-
heidsketting van de regeling gebeurt in serie met de maximale druk-
meter, minimale drukmeter, veiligheidstemperatuurbegrenzer.
Keuzetabel voor veiligheidstechnische accessoires van de Vitocrossal-verwarmingsketel
De volgende tabel lijst de vereiste veiligheidstechnische uitrusting
voor gesloten verwarmingsinstallatie op.
Condenserende gasketel
(vervolg)
De EN 12828 geldt voor de planning van warmwaterverwarmingsin-
stallaties met een toegest. veiligheidstemperatuur tot max. 110 °C.
De norm bevat veiligheidstechnische eisen aan warmtegeneratoren
en warmtegeneratorinstallaties.
Minimale werkingsdruk bij Vitocrossal verwarmingsketel: 0,5 bar
(0,05 MPa). Uitzondering Vitocrossal, type CIB en Typ CI3: Onder
alle werkingsomstandigheden minimale werkdruk van 1 bar (0,1
MPa) naleven. De minimumdrukbewaker is al bij de levering inge-
bouwd.
Veiligheidsklep
De verwarmingsketels moeten volgens EN 12828 voor warmwater-
verwarmingsinstallaties op een veiligheidstemperatuur van max.
110 °C ingesteld en overeenkomstig de typegoedkeuring met een
gekeurde veiligheidsklep uitgerust worden. Deze moet conform
TRD 721 als volgt zijn gemarkeerd:
■ "H" tot 3,0 bar (0,3 MPa) toegestane bedrijfsdruk en max. 2700 kW
vermogen
■ "D/G/H" voor alle overige werkingsomstandigheden
De verbindingsleiding tussen verwarmingsketel en de veiligheidsklep
mag niet afgesloten kunnen worden. In de verbindingsleiding mogen
geen pompen, armaturen en vernauwingen zitten.
Ontspanningspot
Bij verwarmingsketels van meer dan 300 kW moet in de onmiddel-
lijke omgeving van de veiligheidsklep een ontspanningspot met uit-
blaas- en afvoerleiding worden geïnstalleerd. De uitblaasleiding
moet naar buiten leiden. Uittredende stoom mag niemand in gevaar
brengen.
De uitblaasleiding van de veiligheidsklep moet zodanig uitgevoerd
zijn dat geen drukverhogingen mogelijk zijn. De monding van de
waterafvoerleiding moet zodanig geplaatst zijn dat het water dat uit
de veiligheidsklep uittreedt zonder gevaar en observeerbaar wordt
afgevoerd.
Als elke warmteopwekker met een extra veiligheidstemperatuurbe-
grenzer en een extra drukbegrenzer voorzien is, is een ontspanning-
spot niet vereist.
Vitocrossal, type CIB, CI3, CM2C en type CRU is reeds met een 2e
elektronische veiligheidstemperatuurbegrenzer uitgerust. Daarom is
bij installaties zonder ontspanningspot geen extra veiligheidstempe-
ratuurbegrenzer vereist.
Een instelling van ca. 2 mbar boven de gemeten branderkamerdruk
in de volledige lastwerking garandeert een branderuitschakeling bij
storing. De druk wordt in de volledige lastwerking voor de drukmeter
gemeten.
(x = nodig, – = niet nodig)
10
VIESMANN
27