Weergave op het instrumentenpaneel
N
Neutral (neutraalstand).
R
Reverse (achteruitversnelling).
1, 2, 3, 4, 5, 6. Versnellingen bij handmatig schakelen.
A
Gaat branden als u kiest voor automatische
bediening en gaat uit als u kiest voor
handmatige bediening.
Trap het rempedaal in als een
melding wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een
geluidssignaal.
Zet voordat u de auto verlaat de
selectiehendel in de stand N en schakel
het hybridesysteem uit door het contact
uit te zetten (controlelampje Ready
gedoofd).
Starten van de auto
Zet om te starten de selectiehendel in de
stand N .
Houd het rempedaal ingetrapt.
Start het hybridesysteem.
Als de motor niet start:
Als de aanduiding N op het
-
instrumentenpaneel knippert,
zet de selectiehendel dan
eerst in de stand A en
vervolgens in de stand N .
-
Als de melding "Voet op het
rempedaal" wordt weergegeven,
trap het rempedaal dan steviger in.
Selecteer een stand ( M of A ) of de
A
A ) of de
achteruitversnelling (stand R ).
R
R ).
Zet de handrem vrij door aan de hendel te
trekken wanneer de automatische werking
van de handrem is uitgeschakeld.
Laat het rempedaal geleidelijk los.
Als de handrem wordt vrijgezet, zet de auto
zich direct in beweging.
Als de handrem is aangetrokken en de
automatische werking van de handrem is
ingeschakeld, geef dan geleidelijk gas.
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding A , 1 of R .
Automatische bediening
Start de auto en selecteer de stand A om
de stand automatische bediening in te
schakelen.
A en
A
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding A .
De versnellingsbak werkt dan automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
-
de rijstijl,
-
het profiel van de weg.
Trap om krachtig te accelereren
(bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre) het gaspedaal met
kracht in, tot voorbij het zware punt.
141
Rijden