Inhoudsopgave
Advertenties
Let op
Let op
Opmerking
12
installatie
3. Draai de ventilator handmatig om er zeker van te zijn dat de ventilator-
schoepen geen contact maken met de binnenkant van de ventilatorcilinder.
Controleer de werking van de koppeling (of aandrijfaskoppelingen) om er
zeker van te zijn dat de motor en de reductor goed zijn uitgelijnd. Corrigeer
zo nodig de uitlijning volgens de meegeleverde handleiding.
Let bij modellen met een aandrijfriem op de werking van de schijven en
riemen om er zeker van te zijn dat de motor goed is uitgelijnd met de ven-
tilatorschijf. Raadpleeg het hoofdstuk 'Riemspanning en schijfuitlijning' in
deze handleiding.
Het is heel belangrijk dat de ventilatorkap wordt geïnstalleerd in
overeenstemming met de handleiding voor lokale installatie die bij
de toren wordt geleverd.
4. Schakel de motor kortstondig in en controleer de draairichting van de
ventilator. De ventilator moet van onderaf gezien naar links draaien. Als de
ventilator in omgekeerde richting draait, moet u de ventilator uitschakelen
en twee van de drie primaire voedingsdraden van de motor omwisselen.
Controleer de draairichting bij beide snelheden als de toren is uitgerust
met een motor met twee snelheden. Controleer ook of de startmotor
is uitgerust met een tijdsvertraging van 20 seconden, waardoor direct
overschakelen van hoge snelheid naar lage snelheid wordt voorko-
men. Als de ventilator in omgekeerde richting moet draaien om ijs
te verwijderen, dient u te zorgen de startmotor een tijdsvertraging
van 2 minuten heeft tussen beide draairichtingen. Deze vertragingen
voorkomen ongewone spanning op de mechanische apparatuur en
de componenten van het elektrische circuit.
5. Laat de motor draaien en controleer de werking van de mechanische ap-
paratuur. De motor moet stabiel draaien en er mogen geen aanwijzingen
zijn voor olielekkage.
6. Als er een aandrijfriem aanwezig is, dient u het koppel van de ventilator
en de motorschijf na 10 tot 60 bedrijfsuren te controleren. Raadpleeg het
hoofdstuk 'Koppelwaarden van de busbevestiging voor de riemspanning
en schijfuitlijning' in deze handleiding.
Als de watertoevoer niet wordt gebruikt – of als er geen sprake is
van warmtebelasting in het systeem – kunnen stroomsterkten die
in de motor worden gemeten wijzen op een schijnbare overbelas-
ting van wel 10-20%. Dit komt door de verhoogde dichtheid van de
onverwarmde lucht die door de ventilator stroomt. Om een nauw-
keurige motorbelasting vast te stellen, moet worden gewacht tot de
warmtebelasting uit het ontwerp wordt toegepast.
Advertenties
Inhoudsopgave
