Let op
Let op
Waarschuwing
8
installatie
Met uitzondering van de horizontale componenten van bovenliggende
leidingen en zoals voorgeschreven op de tekeningen van Marley, moet
u uw leidingen niet ondersteunen vanaf de toren of inlaatverbinding.
Ondersteun ze aan de buitenzijde.
Overmatige opvoerhoogte moet bij de pompafvoer worden begrensd,
om overmatig pompen of schade aan de koeltoren te voorkomen.
Normaal gesproken is een van de volgende vier inlaatindelingen voorzien:
Standaardaansluitingen voor distributiebassin: dit zijn ronde ope-
ningen – twee per cel – in het bovendek van de toren, ter hoogte van de
luchtinlaat, die geschikt zijn voor standaard vlakke flenzen (125#). Verwijder
het middelste gedeelte van de inlaatgoot om toegang te krijgen tot de in-
laatbevestigingen. (Raadpleeg de handleiding voor lokale installatie
van NC-modellen; deze wordt bij de toren geleverd.)
Marley Horizontale regelklepaansluitingen: (optie) de debietrege-
lingskleppen van Marley – twee per cel – zijn ontworpen ter vervanging
van de standaard ellebogen die normaal gesproken nodig zijn voor de
aansluiting van de inlaat en bieden een methode om de stroming naar
beide zijden van de toren te balanskleppen. Voor een ideale werking van de
Marley HC-kleppen moet de schijf voor driekwart tot volledig open blijven
wanneer de stroming aan beide zijden in balans is. Als er meer debiet-
beperking nodig is om de stroom bij de cellen in balans te brengen of te
houden, kan een extra stroomafsluitklep bij de aanvoer nodig zijn. Verwijder
de middelste inlaatgoot om toegang te krijgen voor de bevestiging van
kleppen. Raadpleeg de montage-instructies in de installatiehandleiding
voor NC-modellen op locatie; deze worden bij de toren geleverd. De
kleppen bieden een verticaal oppervlak voor bevestiging van uw standaard
125#-flens.
Zijaansluiting: (optie) in de behuizingswand boven de toegangsdeur is
een buisstomp aangebracht voor aansluiting op de externe leidingen door
middel van de meegeleverde rubberen koppeling.
Inlaataansluiting aan onderzijde: (optie) in de bodem van het koud-
waterbassin is een gat met de juiste grootte en een boutcirkel – een per
cel – aangebracht. De boutcirkel is ontworpen voor een gewone platte
flens (125#).
11. Bevestig uw warmwaterretourleiding aan de inlaataansluitingen van de
toren.
12. Sluit de motor aan volgens het bedradingsschema.
SPX adviseert vanwege het onderhoud/de veiligheid een vergren-
delingsschakelaar (ontkoppelingstype) voor alle mechanische
apparatuur. Naast een ontkoppelschakelaar moet de motor door
middel van kortsluitbeveiliging en een magnetische startmotor met
overbelastingsbeveiliging worden aangesloten op de hoofdvoeding.