Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Opmerking
Opmerking
Opmerking
installatie

Motorbedrading

Sluit de kabels van de motor aan zoals aangegeven op het typeplaatje van de
motor en zorg voor de juiste voedingsspanning. Wijk niet af van de bedrading op
het typeplaatje van de motor.
Afhankelijk van de fabrikant van de motor kan er binnenruimteverwarming aanwezig
zijn. Raadpleeg de gebruikershandleiding 'Ventilatormotor' (Z0239042) van
Marley voor bediening en aansluiting van de ruimteverwarming.
Op het typeplaatje van de motor kan een van de volgende symbolen worden
weergegeven: ∆, ∆ ∆, Y of YY. Deze symbolen geven aan hoe de motor aan de
binnenkant is opgebouwd en hebben op geen enkele manier te maken met een
elektrisch distributiesysteem van het type Delta of Wye voor bediening van de motor.
Wanneer u een startmotor gebruikt:
• Stel de overbelastingsbeveiliging van de motor in op 110% van de stroom-
sterkte op het typeplaatje van de motor. Deze instelling maakt het mogelijk
om de ventilatormotor te laten werken tijdens koudere weersomstandighe-
den. Het is in koudere weersomstandigheden gebruikelijk dat de motor 6
tot 10% meer stroom nodig heeft dan de stroomsterkte op het typeplaatje.
Tijdens de inbedrijfstelling van de toren – wanneer de toren droog is en de
omgevingsluchttemperatuur koel is – zijn hoge stroomsterktes gebruikelijk.
Start de motor niet vaker dan zes keer per uur. Kortstondige inschake-
ling van de toren leidt tot inschakeling van zekeringen, schakelaars of
overbelastingssystemen en zal de levensduur van de motor verkorten.
Wanneer u een startmotor met twee snelheden gebruikt:
• De rotatie van de motor moet hetzelfde zijn bij een laag en een hoog toerental.
• Een motor met een spoel vereist een startmotor met een kortsluitmagneet-
schakelaar.
• Een motor met twee spoelen vereist een startmotor zonder kortsluitmag-
neetschakelaar.
• Alle startmotoren met twee snelheden moeten een vertragingsrelais van
20 seconden hebben tijdens het omschakelen van hoge snelheid naar lage
snelheid.
Start de motor niet meer dan vier tot vijf keer per uur (elke start bij lage
snelheid en elke start bij hoge snelheid telt als een start).
Wanneer u een aandrijving met variabele frequentie gebruikt:
Controleer voordat u begint of de motor geschikt is voor 'Inverter Duty'
overeenkomstig deel 31 van NEMA MG-1.
• Stel de solid state-overbelastingsbeveiliging van de aandrijving met varia-
bele frequentie (VFD) in op 119% van de stroomsterkte op het typeplaatje
van de motor en stel de 'maximale stroomparameter' in de VFD in op de
stroomsterkte op het typeplaatje van de motor. De 'maximale stroompara-
meter' zal de ventilatorsnelheid verminderen en beperkt de stroomsterkte
9

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave