Algemene ventilatieaansluiting
De installatie van het ventilatiesysteem moet worden
uitgevoerd volgens de geldende normen en voorschrif-
ten.
Om te voorkomen dat het geluid van de ventilator naar
de ventilatieapparatuur wordt overgedragen, moeten
er geluiddempers in het leidingsysteem worden geïnstal-
leerd. Als er ventilatieapparatuur in geluidsgevoelige
ruimtes staat, moeten er geluiddempers worden geïn-
stalleerd.
De aansluitingen moeten worden uitgevoerd via flexibele
slangen, die zo moeten worden geïnstalleerd dat ze
eenvoudig kunnen worden vervangen. Het luchtafvoer-
kanaal moet over de hele lengte voorzien worden van
dampdicht isolatiemateriaal (PE30). Zorg ervoor dat de
condensatie-isolatie volledig is afgedicht bij verbindingen
en/of toevoernippels, geluiddempers, dakkappen enz.
Zorg ervoor dat inspectie en reiniging van de kanalen
mogelijk is. Controleer of er geen verkleining van de
doorlaat optreedt in de vorm van plooien, scherpe
bochten enzovoort, want hierdoor zal de ventilatiecapa-
citeit afnemen. Het leidingsysteem moet een minimale
luchtdichtheid van klasse B hebben. De ventilatiekanalen
moeten zodanig worden geïnstalleerd dat het omvor-
merkastje makkelijk te openen is. Het luchtafvoerkanaal
moet indien mogelijk door het dak worden gelegd. In-
dien het kanaal via een buitenmuur naar buiten moet
worden geleid, voorkom dan een directe achterwaartse
bocht van 90 graden, aangezien dit tot lawaai en een
slechtere capaciteit kan leiden.
Voorzichtig!
F750 heeft een zeer lage temperatuur van de
afvoerlucht. Om schade aan het product en/of
de woning te voorkomen, is het daarom belang-
rijk dat de luchtafvoerkanalen over de gehele
lengte zijn geïsoleerd met dampdicht materiaal
(PE30).
TIP
Indien er aanvullende condensatie-isolatie
(PE30) met de afmeting Ø 200 wordt geïnstal-
leerd aan de buitenkant van de bestaande uit-
laatleiding tussen de warmtepomp en het bin-
nendak, wordt het geluid in het installatiege-
bied met 1-2 dB(A) verminderd.
Kanaal voor afvoerlucht/afzuigkap
Het kanaal voor afvoerlucht (afzuigkap) mag niet worden
aangesloten op de F750.
Om te voorkomen dat etenslucht in de F750 terechtkomt,
moet de afstand tussen de afzuigkap en de afvoerlucht-
kanalen worden gecontroleerd. De afstand mag niet
minder zijn dan 1,5 m, maar dit kan per installatie ver-
schillen.
Schakel tijdens het koken altijd de afzuigkap in.
NIBE F750
Voorzichtig!
Er mag geen kanaal in een gemetselde schoor-
steen worden gebruikt voor luchtafvoer.
Afgevoerde
Afvoerlucht
60
lucht
Ventilatiestroom
Sluit de F750 zo aan dat alle afgevoerde lucht, met uit-
zondering van afgevoerde lucht uit de luchtkanalen van
de keuken (afzuigkap), langs de verdamper (EP1) in de
warmtepomp komt. De laagste ventilatiestroom moet
voldoen aan de toepasselijke nationale normen. Voor
optimale prestaties van de warmtepomp mag de venti-
latiestroom niet minder zijn dan 21 l/s (75 m³/u).
Controleer of de ventilatieopeningen niet geblokkeerd
zijn. Stel de ventilatiecapaciteit in het menusysteem van
de warmtepomp in (menu 5.1.5).
440
(menu 5.1.5)
Als de afvoerluchttemperatuur onder de 6 °C komt,
wordt de compressor geblokkeerd en is elektrische bij-
120
verwarming toegestaan. Als de compressor is geblok-
keerd, wordt er geen warmte aan de afvoerlucht onttrok-
ken.
Ontluchting aanpassen
Om in iedere kamer van de woning de noodzakelijke
luchtverversing te verkrijgen, moeten de luchtafzuig -en
aanvoerroosters correct worden gepositioneerd en inge-
regeld.
Stel de ventilatie direct na de installatie zo in, dat deze
overeenkomt met de verwachte waarde van de woning.
Een onjuiste afstelling van de ventilatie kan leiden tot
verminderde efficiency van de installatie, en daarmee
tot hoger energieverbruik, en kan uiteindelijk vochtscha-
de in de woning veroorzaken.
Hoofdstuk 4 |
440
180
Leiding- en ontluchtaansluitingen
19