REINIGING VAN DE VENTILATOR
9
Controleer of er zich in de ventilator en op de rotorbladen
geen stofresten hebben vastgezet, want hierdoor neemt de
luchttoevoer af, hetgeen vuile verbranding tot gevolg heeft.
9
Voer onderhoudswerkzaamheden uit en zorg ervoor dat de
ventilator tijdens het reinigen niet beschadigd raakt of uit
balans raakt.
Ga als volgt te werk
− verwijder de mof (1), de kabel uit de kabelklem (2), draai
de schroef (3) los en verwijder de luchtklep (4);
− reinig de ventilator en de binnenkant van de inlaatope-
ning met een geschikte borstel en perslucht;
− demonteer indien nodig de ventilator voorzichtig door
de schroef (5) los te draaien.
1
2
5
3
4
9
Bij het opnieuw monteren van de ventilator is het belangrijk
om de juiste positie (B) te behouden en draai de schroef (5)
vast.
B
51 ± 0.2 mm
− Voer voor herinstallatie de bovengenoemde aanwijzin-
gen in tegengestelde volgorde uit; plaats alle componen-
ten van de brander terug in hun oorspronkelijke positie.
61
INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD
5
Ventilator