3.4 Checklist voor de installatie
3.4.1 Locatie
• De vloer onder de boiler moet het gewicht van het apparaat
kunnen dragen wanneer het met water gevuld is (meer dan
445 kg).
• Binnenshuis geplaatst (zoals in een kelder of garage) en in
een verticale positie. Beschut tegen temperaturen onder nul.
• Voorzieningen om de ruimte te beschermen tegen
waterschade. Metalen afvoerbak geïnstalleerd en aangeslo-
ten op een geschikte afvoer.
• Voldoende ruimte om onderhoud aan de boiler uit te voeren.
• Voldoende lucht voor de warmtepomp om te kunnen
functioneren. Hij moet zich in een ruimte >15m³ bevinden en
moet een onbelemmerde luchtstroom hebben.
OPMERKING
Voor optimale efficiëntie en onderhoudsgemak
moeten de volgende afstanden worden aange-
houden: 800 mm aan de luchtinlaatkant,
800 mm aan de luchtuitlaatkant, 600 mm aan
de achterkant en 600 mm aan de voorkant.
• Het apparaat mag niet in een kast of kleine behuizing
worden geplaatst.
• De locatie moet vrij zijn van corrosieve elementen in de
atmosfeer, zoals zwavel, fluor en chloor. Deze elementen
worden aangetroffen in spuitbussen, wasmiddelen,
bleekmiddelen, schoonmaakmiddelen, luchtverfrissers, verf-
en lakverwijderaars, koelmiddelen en vele andere commerci-
ele en huishoudelijke producten. Bovendien kunnen
overmatig stof en pluizen de werking van het apparaat
beïnvloeden en moet u het vaker schoonmaken.
• De temperatuur van de omgevingslucht moet hoger zijn dan
-7ºC en lager dan 43ºC. Als de temperatuur van de
omgevingslucht buiten deze boven- en ondergrenzen valt,
worden de elektrische elementen geactiveerd om aan de
vraag naar warm water te voldoen.
Aanleg waterleidingsysteem
3.4.2
• PTR-klep (temperatuur- en drukontlastingsklep) goed
geïnstalleerd met een afvoerpijp die naar een geschikte
afvoer loopt en beschermd is tegen bevriezing.
• Alle leidingen correct geïnstalleerd en lekvrij.
• Apparaat volledig gevuld met water.
• Watertemperatuurbegrenzer of mengkraan (aanbevolen)
geïnstalleerd volgens de instructies van de fabrikant.
Installatie condensafvoerleiding
3.4.3
• Moet geplaatst worden met toegang tot een geschikte
afvoer of condensaatpomp.
• Condensatieafvoerleidingen geïnstalleerd en aangesloten
op een geschikte afvoer of condenspomp.
3.4.4 Elektrische aansluitingen
• Voor een goede werking van de warmtepomp is 230 VAC
nodig.
• De afmetingen en aansluitingen van de bedrading voldoen
aan alle plaatselijke toepasselijke voorschriften en vereisten
van deze handleiding.
• Warmtepomp en elektrische voeding zijn correct geaard.
• Er is een geschikte zekering of stroomonderbreker
geïnstalleerd.
3.4.5 Beoordeling na installatie
• Begrijp hoe u de gebruikersinterfacemodule kunt gebruiken
om de verschillende parameters en functies in te stellen.
• Begrijp het belang van routine-inspectie/onderhoud van de
condensafvoerbak en -leidingen. Dit om te voorkomen dat
de afvoerleiding verstopt raakt en de condensbak overloopt.
• BELANGRIJK: Als er water uit de plastic kap komt, is dit een
indicatie dat beide condensafvoerleidingen verstopt kunnen
zijn. Er is dan onmiddellijke actie vereist.
• Voor een optimale werking moet u het luchtfilter controleren,
verwijderen en reinigen.
4. PROEFDRAAIEN
4.1 Water afgieten vóór de inbedrijfstelling
Volg de onderstaande stappen voordat u dit apparaat gebruikt.
Water afgieten: Als het apparaat voor de eerste keer gebruikt
wordt of nadat de tank geleegd is opnieuw gebruikt wordt, zorg
er dan voor dat de tank vol water is voordat u het apparaat
aanzet.
Methode: zie afb. 4-1
Open de koudwaterinlaatklep en de
warmwateruitlaatklep.
Open
Koudwaterinlaat
Wanneer er water uit de wateruitloop
stroomt, is de tank vol. Draai de
warmwateruitlaatklep dicht en het water
afgieten is klaar.
Warmwateruitlaat
11
Open
Warmwateruitlaat
Water afgieten
Dicht
Uitstroom water
Afb.4-1