6.3
Start van de brander
Zet
de
brander
onder
stroomonderbreker op het schakelbord van de ketel.
Sluit de thermostaten/drukschakelaars.
Zet de schakelaar in de stand "AUTO" (Afb. 24).
Controleer of de lampjes of de testers die op de
elektromagnetische kleppen zijn aangesloten, of
de controlelampjes op de elektromagnetische
kleppen zelf, niet onder spanning staan.
GEVAAR
Geven deze spanning aan, stop dan de brander
onmiddellijk
verbindingen.
Controleer bij het starten van de brander de
draairichting van de motor, zoals aangegeven in
(Afb. 24).
Omdat de brander niet is voorzien van een
regelsysteem voor de fasevolgorde, kan het
gebeuren dat de motor niet correct draait.
Ga bij het ontsteken van de brander voor de
koelventilator van de ventilatormotor staan en
controleer of deze naar links draait.
Als dit niet het geval mocht zijn:
zet de schakelaar van Afb. 24 in de stand "0" en wacht tot de
apparatuur de uitschakelfase uitvoert;
onderbreek de stroomtoevoer naar de brander;
keer de fasen op de driefasige voeding om.
Nadat de eerder beschreven procedure is uitgevoerd, zou de
brander ingeschakeld moeten zijn.
Indien de motor start, maar de vlam niet verschijnt en de brander
wordt vergrendeld, moet deze ontgrendeld worden en moet
gewacht worden op een nieuwe poging om te starten.
In geval de brander niet wordt ingeschakeld, is het mogelijk dat
het gas de verbrandingskop niet bereikt binnen de veiligheidstijd
van 3s; in dit geval is het noodzakelijk om het gasdebiet te
verhogen bij ontsteking.
De U-vormige manometer geeft aan wanneer het gas de mof
bereikt (Afb. 23 op pag. 26).
Raadpleeg bij verdere verstoppingen van de brander de
"Vrijgaveprocedure" in de handleiding van de meegeleverde
apparatuur.
Indien de brander uitvalt, mag deze niet meer dan
twee maal achtereenvolgens ontgrendeld worden
om schade aan de installatie te vermijden. Als de
brander de derde maal vergrendeld wordt, moet
LET OP
de assistentiedienst gecontacteerd worden.
Indien de brander nog wordt vergrendeld of
andere defecten vertoont, mogen de ingrepen
uitsluitend uitgevoerd worden door bevoegd
verklaard en gespecialiseerd personeel, volgens
GEVAAR
de aanduidingen in deze aanwijzingen en in
overeenstemming
wetsbepalingen.
Na de ontsteking moet de brander volledig afgesteld worden.
Andere interfaces en communicatiefuncties met computer, voor
afstandsbesturing of integratie in centrale supervisiesystemen,
zijn te verkrijgen op basis van de Configuratie van de installatie.
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
stroom
door
middel
van
en
controleer
de
elektrische
met
de
normen
en
de
De eerste start, elke verdere interne instelling van
het
basisfuncties, vereisen een wachtwoord voor
toegang en worden uitsluitend uitgevoerd door
LET OP
het personeel van de Technische Hulpdienst dat
speciaal
programmering van het instrument en de
specifieke toepassing die op deze brander
aangebracht werd.
De eerste handleiding voor het synchroniseren van de start en de
curve wordt meegeleverd met de brander.
De volledige handleiding voor het controleren en instellen van
alle parameters is op aanvraag beschikbaar.
de
27
NL
EMERGENCY
STOP
20097834
regelsysteem,
de
uitbreiding
opgeleid
werd
voor
0
AUTO
Afb. 24
van
de
de
interne
20167109