Voorwaarde: Instelling van het CO₂-gehalte vereist
1
▶
Stel het CO₂-gehalte in door de schroef (1) te draaien
(4 mm binnenzeskant).
Aanwijzing
Naar links draaien: hoger CO₂-gehalte
Naar rechts draaien: geringer CO₂-gehalte
▶
Verstel slechts in stappen van 1/8 omwenteling en wacht
na elke verstelling ca. 1 minuut tot de waarde gestabili-
seerd is.
▶
Als een instelling in het opgegeven instelbereik niet mo-
gelijk is, dan mag u het product niet in gebruik nemen.
▶
Breng het serviceteam in dit geval op de hoogte.
▶
Sluit de verbrandingsgasmeetnippel met de kunststof-
schroefdop af.
▶
Controleer de gasleiding, de VGA-installatie, de CV-
ketel en de CV-installatie op dichtheid.
▶
Druk de resettoets langer dan 3 seconden in om het
testprogramma P.01 te beëindigen.
▶
Breng de toestelmantel aan.
6.8
Productfunctie en dichtheid controleren
1.
Voor u het product aan de gebruiker levert, dient u de
productfunctie en de dichtheid te controleren.
2.
Neem het product in gebruik.
3.
Controleer de gasleiding, VGA-installatie (m.b.v. het
testprogramma P.10), CV-installatie en warmwaterlei-
dingen op dichtheid.
4.
Controleer alle besturings-, regel- en bewakingsinrich-
tingen op goede werking.
5.
Controleer de VLT/VGA en de condensafvoerleiding op
foutloze installatie en stabiele bevestiging.
6.
Controleer ontsteking en regelmatig vlambeeld van de
brander (diagnosepunt D.44: < 250 = zeer goede vlam,
> 700 geen vlam).
7.
Zorg ervoor dat alle manteldelen correct gemonteerd
zijn.
0020222497_03 ecoVIT Installatie- en onderhoudshandleiding
Aanpassing aan de CV-installatie 7
6.8.1
CV-bedrijf controleren
▶
Controleer de werking van de verwarming door de ther-
mostaat op een hogere gewenste temperatuur in te stel-
len. De pomp voor het CV-circuit moet starten.
6.8.2
Warmwaterbereiding controleren
Voorwaarde: Boiler aangesloten
▶
Controleer de werking van de warmwaterbereiding door
een warmteaanvraag door een aangesloten warmwater-
boiler tot stand te brengen.
7
Aanpassing aan de CV-installatie
7.1
Maximale aanvoertemperatuur instellen
Onder D.71 kunt u de maximale aanvoertemperatuur voor
CV-bedrijf instellen.
Onder D.78 kunt u de maximale aanvoertemperatuur voor de
boilerfunctie instellen.
7.2
Pompnalooptijd en pompmodus instellen
Onder D.01 kunt u de pompnalooptijd instellen.
De nalooptijd van een direct op het product aangesloten
boilerlaadpomp stelt u onder diagnosecode D.72 in.
Onder D.18 kunt u de pompmodi Eco (1) of Comfort (3)
instellen.
7.2.1
Modus Comfort (verderlopende pomp)
De pomp loopt als
–
de kamerthermostaat via klem RT 24V warmte aanvraagt
of daar de brug geplaatst is en
–
de kamerthermostaat of weersafhankelijke thermostaat
via eBUS meer dan 20 °C vaststelt en
–
het product zich in de wintermodus bevindt (CV-aanvoer-
temperatuur niet in het minimum) en
–
de "Burner Off"-ingang gesloten is.
De pomp wordt uitgeschakeld als
–
er niet meer aan één van de bovengenoemde voorwaar-
den wordt voldaan en
–
de pompnalooptijd is afgelopen.
De branderwachttijd heeft geen invloed op de pomp. Als
één van de voorwaarden tijdens de nalooptijd wegvalt, wordt
deze toch beëindigd.
7.2.2
Modus Eco (intermitterende pomp)
Eco (fabrieksinstelling) is zinvol bij zeer geringe warmte-
vraag en grote temperatuurverschillen tussen gewenste
waarde warmwaterbereiding en gewenste waarde CV-be-
drijf. De pomp wordt na beëindiging van het branderbedrijf
en 5 minuten pompnaloop uitgeschakeld en telkens binnen
30 minuten eenmaal gedurende minstens 5 minuten inge-
schakeld, om de energie van het CV-water volledig te ge-
bruiken.
De modus Eco kan op elk moment door de branderstart on-
derbroken worden en de pomp loopt in normaal CV-bedrijf.
19