Het toestel werd voor het verlaten van de fabriek volledig op zijn goede werking getest. Indien het installeren conform
deze instructies werd uitgevoerd, kan het toestel in bedrijf worden gesteld.
11.1 ONTSTEKEN
1. Zorg dat het uitblaasrooster goed gericht is.
2. Open de hoofdgaskraan.
3. Schakel de elektrische spanning in.
4. Zet kamerthermostaat op warmtevraag.
5. Als de signaallamp op de branderautomaat oplicht en/of het display van de ruimtethermostaat knippert, druk dan
de resetknop in.
6. De brander zal nu na ongeveer 15 sec. automatisch ontsteken en binnen 60 sec. zal ook de hoofdventilator
starten.
7. Voor een nieuwe installatie kunnen tot 3 ontsteekcycli noodzakelijk zijn, daar er zich nog lucht in de gasleiding
kan bevinden. Indien het toestel niet ontsteekt, raadpleeg dan hoofdstuk 12 'Storingen'.
8. De gasdruk moet overeenstemmen met de gegevens in tabel 1. Indien gasdruk (bij G20) hoger is dan 60mbar,
moet er een drukregelaar met constante einddruk geplaatst worden. Bij een gasdruk lager dan 20mbar moet de
gasmaatschappij worden gewaarschuwd.
11.2 WERKING
Bij het opstarten van het toestel dienen alle gasleidingen (tot aan de gasteller) d.m.v. een zeep‐
oplossing nogmaals te worden gecontroleerd op lekdichtheid.
Aandacht
De condensafvoer en sifon, beide ondertussen reeds gevuld met water, worden visueel nagezien
op waterdichtheid.
1. Wanneer de brander tijdens z'n werking dooft, dan volgt er automatisch een nieuwe ontsteekcyclus. Als de
brander bij deze poging niet ontsteekt, zal het toestel in veiligheid gaan. Er zal dan een handmatige reset moeten
plaatsvinden om het toestel opnieuw in bedrijf te stellen.
2. Ingeval om allerlei redenen oververhitting zou plaatsvinden, zullen de veiligheden in werking treden en wordt de
brander uitgeschakeld. Zo wordt de brander bij een te hoge temperatuur van de warmtewisselaar door middel
van de temperatuursensor LC1 (eerste veiligheid) uitgeschakeld. Deze schakelt automatisch weer in na afkoeling
en de ontsteekcyclus start opnieuw. De veiligheid LC3, die op een hogere temperatuur is afgesteld, schakelt
zichzelf en de brander uit. Indien dit gebeurt, is een grondige controle van het toestel vereist. Een manuele reset
via het branderrelais of via de afstandsbediening is noodzakelijk om het toestel weer in bedrijf te stellen. Hiervoor
dient een afkoeltijd van ongeveer 1 minuut in acht te worden genomen.
3. Bij benadering van de gevraagde temperatuur zorgt de comfortregeling voor modulatie op de brander. Om
eventuele warmteverliezen te compenseren wordt er nog warmte afgeleverd door het toestel zelf.
Om het toestel voor een korte periode uit te schakelen, dient alleen de ruimtethermostaat op een lager niveau te
4.
worden ingesteld. Om de verwarming opnieuw te starten, de thermostaat hoger instellen.
5. Om het toestel voor een langere periode uit te schakelen, de thermostaat op de laagste stand zetten en de
gaskraan dichtdraaien. De elektrische voeding mag pas worden uitgeschakeld nadat de hoofdventilator is gestopt.
Om het toestel opnieuw te starten, volg de ontstekingsinstructies.
6. Gas en elektriciteit mogen enkel worden afgesloten in noodgeval of voor langere stilstandsperiodes.
11.3 LED STATUS
11.
INBEDRIJFSTELLING en WERKING
1701ULSA(EC)BENL/NLNL-20/30