Zorg ervoor dat de kap van de relaismodule te allen tijde stevig met
vier schroeven is bevestigd. Indien dit niet het geval is, kan dit de
IP66 (NEMA 4X) bescherming in gevaar brengen.
14.2
Het bedraden van de klemconnectoren
De gebruiker moet ervoor zorgen dat de pomp veilig en betrouwbaar kan werken met de
externe en automatische aansturing.
De invoer van de kabel in de module loopt via twee waterdichte kabeltules op de modulekap.
Deze kunnen worden aangebracht in plaats van de afdichtstoppen, die aan de zijkant van de
modulekop worden aangebracht als de pomp wordt verzonden.
Het aantal benodigde tules hangt af van het aantal aan te sluiten kabels en de handigheid van
de installateur. Als standaard worden twee ½" kabeltules bij de pomp geleverd.
Aanbevolen besturingskabelgeleiders voor de klemmenblokken: metrisch = 0.05 -1.31 mm
USA = 30- 16 AWG gevlochten en massief. Kabel: rond. Max/min. buitendiameter voor een
goede afdichting als de kabel door de standaardtule wordt geleid: 9,5 - 12 mm. Het
kabelgedeelte moet rond zijn om voor een goede afdichting te kunnen zorgen.
Voor EMC-bescherming moeten (enkelvoudig) afgeschermde besturingskabels worden gebruikt.
De afscherming moet worden aangesloten op een van de beschikbare aarde aansluitingen.
Kabels moeten minimaal geschikt zijn voor gebruik bij temperaturen van 85 °C.
Kies een kabel die geschikt is voor de beoogde toepassing en omgeving.
Het kan lastig zijn om meer dan 8 geleiders per kabels aan te sluiten.
1. Gebruik een 21 mm moersleutel om de
afdichtstoppen los te draaien.
2. Schroef de meegeleverde ½" NPT kabeltules
compleet met nieuwe afdichtpakkingen in de
plaats van de stop, en zorg ervoor dat de
borgmoer in de juiste positie zit.
m-qdos-allmodels-nl-08
2
,
45