De maximale rotorbladinstelling mag niet meer dan 0,005 inch | 0,13 cm boven de waarden
in onderstaande tabel worden ingesteld, anders zal dit een aanzienlijke verslechtering van de
prestaties tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING:
De servicetemperatuur in een ATEX-geclassificeerde omgeving is beperkt tot de gebieds-
classificatie die is aangegeven op het ATEX-label dat aan de pomp zit (zie Bevestigings-
maten en Aanbevolen Aanhaalmomenten in
19voor ATEX-classificaties).
Ook moet voor pompdebiettemperaturen boven 200° F | 93°C de koude (omgevings) instel-
ling worden verhoogd volgens onderstaande tabel. Hierdoor wordt voorkomen dat het roto-
blad de behuizing raakt als gevolg van differentiële uitzetting door de hogere omgevingstem-
peraturen.
Tabelnr 4: Rotorbladvrijslag - Vrijslag bij koude temoeraturen voor verschillende onderhouds-
temperaturen
Onderhoudstemperatuur
Van -29 tot 66 °C (-20 tot
150 °F)
Tot 79 °C (175 °F)
Tot 93 °C (200 °F)
Tot 121 °C (250 °F)
Tot 149 °C (300 °F)
Tot 177 °C (350 °F)
Tot 204 °C (400 °F)
Tot 232 °C (450 °F)
Tot 260 °C (500 °F)
7.
Koppel pomp en aandrijjving
WAARSCHUWING:
Schakel de netspanning van de aandrijving uit om onvoorziene rotatie en lichamelijk letsel
te voorkomen.
1.
Afvoerisolatieklep
2.
Keerklep
3.
Aanzuigisolatieklep
Afbeeldingnr. 9:
3996 Instructies voor installatie, bediening en onderhoud
3.5 3996 Asuitlijiningsprocedure on page
ST
inches
mm
0,005
0,13
0,005
0,13
0,005
0,13
0,006
0,16
0,007
0,19
0,009
0,22
0,010
0,25
0,011
0,28
0,012
0,30
4.1 Voorbereiding voor opstarten
MT
inches
0,008
0,008
0,008
0,009
0,010
0,012
0,013
0,014
0,015
mm
0,20
0,20
0,20
0,23
0,26
0,29
0,32
0,35
0,38
23