7 Storingen verhelpen
7 Storingen verhelpen
7.1 Storingen verhelpen
A. Er wordt geen vloeistof geleverd, niet genoeg vloei-
stof geleverd of niet genoeg druk.
B. Pomp werkt even en stopt vervolgens.
C. Pomp verbruikt teveel stroom
D. Pomp maakt lawaai of vibreert.
E. Pomp lekt overmatig bij pakkingsbus
F. Hoge temperatuur lager
G. Pakkingsbus raakt oververhit
7.1.1 Oorzaken en herstelmaatregels
1 Pomp niet ontlucht of goed leeggezogen.
2 Snelheid te laag.
3 Afvoer kop van het systeem te hoog.
4 Opvoerhoogte te hoog.
5 Rotorblad of leiding verstopt.
6 Foutieve draairichting.
7 Lucht of luchtzakken in aanzuigleiding.
8 Versleten pakking van pakkingsbus of versleten
afdichting waardoor er lucht in de pompbehuizing
komt.
9 Niet genoeg aanzuiging kop voor hete of vluchti-
ge vloeistoffen.
10 Voetklep te klein.
11 Voetklep of aanzuigleidig niet diep genoeg onder-
gedompeld.
12 Er is lucht of gassen in de vloeistof gekome.
13 Rotorbladvrijslag is te groot.
14 Rotorblad beschadigd.
15 Draaiende delen hechten zich aan elkaar.
16 As verbogen.
17 Koppeling of pomp en aandrijving niet uitgelijnd.
18 Diameter rotorblad te klein.
19 Onjuiste locatie van drukmeter.
20 Behuizing van pakking beschadigd
21 Snelheid te hoog
50
Probleem
Oorzaak
Mogelijke oorzaken en oplossingen
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 18, 19, 20.
4, 5, 7, 8, 9, 11, 12, 20.
6, 13, 14, 15, 16, 21, 22, 23, 24, 31.
15, 16, 17, 28, 31.
8, 24, 25, 26, 27.
15, 16, 17, 29, 30, 31.
8, 24, 25, 26, 27.
Oplossing
Controleer dat de behuizing en de afzuigleiding volle-
dig met vloeistof zijn gevuld.
Controleer of de motorbedrading correct is en volle
spanning ontvangt of dat de turbine volle stoomdruk
ontvangt.
Controleer de gehele kop (in het bijzonder op drukver-
lies).
Controleer de beschikbare NPSH (te smalle of te lan-
ge aanzuigleidingen kunnen overmatige drukverliezen
veroorzaken). Controleer met een vacuümmeter of
een compoundmeter.
Controleer op verstoppingen.
Controleer de rotatie.
Controleer de aanzuigleiding op luchtzakken en/of
luchtlekken.
Controleer de pakking of afdichting en vervang deze,
indien nodig. Controleer op juiste smering.
Verhoog de aanzuiging van de kop, raadpleeg de fa-
briek.
Installeer de juiste maat voetklep.
Raadpleeg de fabriek voor de juiste diepte. Gebruik
een schotplaat om wervelingen te voorkomen.
Raadpleeg de fabriek.
Controleer op de juiste vrijslag.
Inspecteren en vervangen, indien nodig.
Controleer interne slijtonderdelen op de juiste vrijslag.
Zet de as recht, of vervang deze, indien nodig.
Controleer asnivellering en lijn opnieuw uit.
Raadpleeg de fabriek voor de juiste diameter van het
rotorblad.
Controleer de juiste positie en de afvoermond en lei-
ding.
Controleer de pakkingen en vervang ze, indien nodig.
Controleer de spanning van de motorwikkeling of de
stoomdruk die de turbine ontvangt.
3996 Instructies voor installatie, bediening en onderhoud