8 Configuratie
#
Code
[A.2.2.E.6]
[C-06]
Sec. contact
Voor de regeling via externe
kamerthermostaten met
2 aanvoerwatertemperatuurzones moet
het type van de optionele
kamerthermostaat voor de secundaire
aanvoerwatertemperatuurzone ingesteld
worden. Zie
tot mogelijke toepassingen" op
pagina 13.
▪ 1 (Thermo AAN/UIT): Zie Primair
contact. Aangesloten op de binnenunit
(X2M/1a).
▪ 2: Nvt
Indien er twee zones zijn (primaire
+secundaire), dan is alleen Thermo
AAN/UIT mogelijk.
Optiekast EK2CB07CAV3
Deze instellingen moeten alleen gewijzigd worden als optiekast
EK2CB07CAV3 wordt geplaatst. Optiekast EK2CB07CAV3 heeft
veel functies die geconfigureerd moeten worden. Zie
met betrekking tot mogelijke toepassingen" op
#
Code
[A.2.2.F.1]
[C-02]
Ext BUH bron
Geeft aan dat de ruimteverwarming ook
door een andere warmtebron dan het
systeem uitgevoerd wordt.
▪ 0 (standaard – alleen-lezen)
[A.2.2.F.2]
[C-09]
Alarm-output
Geef de logica aan van de alarmuitgang
op optiekast EK2CB07CAV3 tijdens een
storing.
▪ 0 (Normaal open) (standaard): De
alarmuitgang
wanneer zich een alarm voordoet.
Door deze waarde in te stellen wordt
een verschil gemaakt tussen een
storing en het detecteren van een
stroomonderbreking van de unit.
▪ 1 (Norm. gesloten): De alarmuitgang
wordt NIET geactiveerd wanneer zich
een
installateurinstelling
onderscheid worden gemaakt tussen
het detecteren van een alarm en het
detecteren van een stroomstoring.
Zie tevens onderstaande tabel (logica
van de alarmuitgangen).
[A.2.2.F.3]
[D-08]
Optionele externe kWh-meter 1:
▪ 0 (Nee): NIET geïnstalleerd
▪ 1: Geïnstalleerd (0,1 impuls/kWh)
▪ 2: Geïnstalleerd (1 impuls/kWh)
▪ 3: Geïnstalleerd (10 impuls/kWh)
▪ 4: Geïnstalleerd (100 impuls/kWh)
▪ 5: Geïnstalleerd (1000 impuls/kWh)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
50
Beschrijving
"5 Richtlijnen met betrekking
"5 Richtlijnen
pagina 13.
Beschrijving
wordt
geactiveerd
alarm
voordoet.
Met
deze
kan
een
#
Code
[A.2.2.F.4]
[D-09]
Optionele externe kWh-meter 2:
▪ 0 (Nee): NIET geïnstalleerd
▪ 1: Geïnstalleerd (0,1 impuls/kWh)
▪ 2: Geïnstalleerd (1 impuls/kWh)
▪ 3: Geïnstalleerd (10 impuls/kWh)
▪ 4: Geïnstalleerd (100 impuls/kWh)
▪ 5: Geïnstalleerd (1000 impuls/kWh)
#
Code
[A.2.2.F.5]
[C-08]
Extrn sensor (binnen):
Als een optionele externe
omgevingssensor is aangesloten, moet
het type van de sensor ingesteld worden.
Zie
"5 Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen" op
▪ 0
geïnstalleerd. De thermistor in de
gebruikersinterface en deze in de
buitenunit
metingen uit te voeren.
▪ 1
Afstandsbuitensensor, aangesloten op
de buitenunit. De buitensensor zal
gebruikt
buitenomgevingstemperatuur
meten. Opmerking: Voor sommige
functies
temperatuursensor in de buitenunit
gebruikt.
▪ 2
aangesloten
EK2CB07CAV3.
temperatuursensor
gebruikersinterface wordt NIET meer
gebruikt. Opmerking: Deze waarde
heeft alleen een betekenis in de
kamerthermostaatregeling.
INFORMATIE
U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
#
Code
[A.2.2.F.6]
[D-04]
Verbruikscontrole door DI:
▪ 0 (Nee)
▪ 1 (Ja)
8.2.4
Snelle wizard: Capaciteiten
(energiemeting)
De capaciteiten van alle elektrische verwarmingen moeten voor de
energiemeting en/of de regeling van het besturing energieverbruik
ingesteld worden om goed te werken. Door de weerstand van elk
verwarmingstoestel te meten, kunt u de exacte capaciteit van elk
verwarmingstoestel instellen en zodoende meer nauwkeurige
energiegegevens hebben.
EBLQ+EDLQ011~016CA3V3+W1 + EK(2)CB07CAV3
Daikin Altherma lage temperatuur monobloc
Beschrijving
Beschrijving
pagina 13.
(Nee):
(standaard)
NIET
worden
gebruikt
om
(Buitensensor):
worden
om
wordt
nog
steeds
(Kamersensor):
Afstandssensor,
op
de
optiekast
De
in
Beschrijving
4P538847-1 – 2018.05
de
te
de
de