Veiligheid
Gevarenzones
2.9
Gevarenzones
Let op de volgende aanwijzingen:
Afb.5
•
•
•
•
•
•
•
•
18
Bij functiestoringen moet u het ventiel buiten bedrijf stellen (loskoppelen van
stroom- en luchttoevoer) en beveiligen tegen hernieuwd gebruik.
Grijp bij schakelend ventiel nooit in het lantaarnstuk (9) of de ventielbehuizing
(401). De vingers kunnen afgekneld of geamputeerd worden.
Bij de veerafsluiter bestaat bij het losmaken van de klemverbinding (43/46)
kans op letsel, omdat de vrijgegeven veervoorspanning de aandrijving (A)
abrupt optilt. Voor het losmaken van de klemverbinding (43) heft u daarom de
veerspanning op, door de aandrijving (A) op druk te brengen met perslucht.
Schakel het ventiel bij alle onderhouds-, service- en reparatiewerkzaamheden
spanningsvrij en beveilig het tegen onopzettelijk hernieuwd inschakelen.
Laat werkzaamheden aan de elektriciteitsvoorziening alleen uitvoeren door
een elektromonteur.
Controleer regelmatig de elektrische uitrusting van het ventiel. Repareer
onmiddellijk losse verbindingen en versmolten kabels.
Vraag bij onvermijdelijke werkzaamheden aan spanningvoerende kabels de
hulp in van een tweede persoon die in geval van nood de hoofdschakelaar
bedient.
De behuizingspijpen hebben zeer scherpe randen. Draag tijdens het transport
en de montage van het ventiel absoluut geschikte veiligheidshandschoenen.
430BAL008430NL_6
28.06.2023