De opname bijsnijden
1
Selecteer [Trimmen] in het scherm met printinstellingen.
2
Stel de grootte, positie en aspect ratio van het
bijsnijdkader in.
Het beeldgebied dat binnen het bijsnijdkader valt, wordt afgedrukt.
z
U kunt de vorm van het kader (aspect ratio) wijzigen met
[Papier inst.].
De grootte van het bijsnijdkader wijzigen
Draai aan het instelwiel < 6 > om de grootte van het bijsnijdkader te
wijzigen.
Het bijsnijdkader verplaatsen
Druk op de pijltjestoetsen < W > < X > of < Y > < Z > als u het kader
horizontaal of verticaal over de opname wilt bewegen.
De stand van het bijsnijdkader wijzigen
Wanneer u op de knop < B > drukt, wisselt het bijsnijdkader van
verticaal naar horizontaal en omgekeerd.
3
Druk op <0> om het bijsnijden af te sluiten.
U kunt het bijgesneden beeldgebied linksboven in het scherm met
z
printinstellingen bekijken.
Verbinden met een printer via Wi-Fi
Stel bijsnijden in vlak voordat u afdrukt.
Als u andere afdrukinstellingen wijzigt
nadat u beelden hebt bijgesneden, moet
u de beelden mogelijk opnieuw bijsnijden.
471