– –
Metingen V/Hz – R
SL
5.7 Capaciteitsmeting
➭ Koppel de stroomtoevoer van de stroomkring van het te meten
apparaat af en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren.
➭ Overtuig u er van dat het meetobject spanningsvrij is.
Condensatoren moeten voor de meting altijd ontladen zijn.
Stoorspanningen vervalsen het meetresultaat!
De spanningsvrijheid controleren met behulp van de gelijks-
panningsmeting, zie hoofdst. 5.1.1.
➭ Zet de draaiknop op „
➭ Sluit het (ontladen!) testobject met meetkabels zoals afgebeeld
op de stekkerbussen aan.
Opmerking
Gepolariseerde condensatoren moeten met de „–" pool op de
stekkerbus „^" worden aangesloten.
Parallel met de condensator lopende weerstanden en halfgelei-
dertrajecten vervalsen het meetresultaat!
38
– Temp –
– m – M
– A/Hz
ISO
".
5.7.1 Kabellengtemeting m
In de kabellengtemode berekent het apparaat de lengte als func-
tie van de capaciteitswaarde die door de gebruiker is ingevoerd:
Gemeten capaciteit (nF)
Lengte (km) =
Capaciteitswaarde (nF/km)
Voorbereiding en uitvoering zoals bij de capaciteitsmeting.
➭ Druk hier op de multifunctionele knop FUNC | ENTER.
In plaats van „F" verschijnen voor km lengte „k" en „m" op het
display.
Om de schaalverdelingsfactor „CAP" (capacitieve lijnbezetting)
voor de kabellengtemeting in te stellen, zie hoofdst. 6.4.
Opmerking
Bij het bepalen van de kabellengten moet u er op letten dat
de kabelparameters (bijv. doorsnede) identiek zijn. Verschil-
lende kabelparameters, bijv. bij samengestelde kabels van
verschillende types kabel of diameters vervalsen het meetresul-
taat.
GMC-I Messtechnik GmbH