6.7 Afstelling van de sensoren van de controlestangen L2, R2,
L3, R3
01
Stel de positie van de sensoren van de
controlestangen door de kleine schroef (OK 2,5)
van de sensor los te maken en door de juiste
positie te kiezen, indien u de sensor in de groef
tegenover de magneet plaatst.
De activering van de sensor wordt gesignaleerd
door het oplichten van de diode. Beveilig de
nieuwe positie van de sensor door de kleine
schroef vast te draaien.
Uitvoering met sensoren
productnummer 490028.
Uitvoering met sensoren
productnummer 490060.
02
Markering van de sensoren:
Voordat u de sensoren afstelt, controleer de aandrijving op vervuiling; verwijder mogelijk vuil
en aanslag, met name tussen de tong en de contrarail, eventueel de railbescherming
03
Rijden naar links
L1 – vergrendeling van de linkse grendel (van
de rechtse tong)
L2 – positie rechts van de rechtse controlestang
L3 – positie rechts van de linkse controlestang
TSH 100 LC
Servicehandleiding
04
Rijden naar rechts
R1 – vergrendeling van de rechtse grendel
(van de linkse tong)
R2 – positie links van de linkse
controlestang
R3 – positie links van de rechtse
controlestang
pagina
33 van 98
24.8.2009