HARDWAREKENMERKEN
VOORPANEEL
1
3
14
INPUTS 1 en 2 – XLR-combinatieaansluitingen - sluit signalen op microfoon-, instrument- (bijv.
1.
gitaar) of lijnniveau aan via XLR-connectoren of ¼" jacks. Zowel TRS-pluggen (gebalanceerd) als
TS-pluggen (ongebalanceerd) kunnen worden gebruikt voor signalen op instrument- of lijnniveau.
INST 1 en INST 2 – twee schakelaars om ingang 1 en 2 op de 'instrument'-modus in te stellen.
2.
Wanneer INST is ingeschakeld, worden het gainbereik en de ingangsimpedantie gewijzigd (passend
bij LINE) en wordt de ingang ongebalanceerd. Dit optimaliseert voor de directe aansluiting van
instrumenten via een tweepolige jackplug (TS). Wanneer INST is uitgeschakeld, zijn de ingangen
geschikt voor het aansluiten van signalen op lijnniveau. Signalen op lijnniveau kunnen ofwel in
een gebalanceerde vorm via een driepolige jackplug (TRS) worden aangesloten, ofwel in een
ongebalanceerde vorm via een tweepolige jackplug (TS). Elke schakelaar heeft een rood ledlampje
om de keuze te bevestigen.
48V – twee schakelaars die 48 V fantoomvoeding op de XLR-combinatieconnectoren inschakelen
3.
voor respectievelijk microfooningang 1-4 en 5-8. (Let op: ingang 3 t/m 8 bevinden zich op het
achterpaneel.) Beide schakelaars hebben een rood ledlampje om aan te geven wanneer
fantoomvoeding is ingeschakeld. Houd er rekening mee dat niet alle microfoons fantoomvoeding
nodig hebben. Als je niet zeker weet of jouw microfoon fantoomvoeding nodig heeft, lees dan de
documentatie over de microfoon.
4.
Gain 1 t/m 8 – acht draaiknoppen om de ingangsgain voor signalen aan te passen op respectievelijk
ingang 1 t/m 8.
O/L – elk ingangskanaal heeft een rood ledlampje voor 'overbelasting' wat aangaat wanneer het
5.
signaalniveau +19,5 dBu bereikt. Pas het niveau altijd zo aan dat het ledlampje niet gaat branden,
om clipping te voorkomen.
INSERT/AIR – één schakelaar per kanaal, die ofwel het aansluitpunt voor het kanaal op het
6.
achterpaneel, ofwel de AIR-functie van het kanaal activeert. Dit is afhankelijk van de instelling
van de INSERT- en AIR-hoofdschakelaars [8]. Elke schakelaar heeft een bijbehorend ledlampje, dat
groen oplicht wanneer INSERT is geselecteerd of geel wanneer AIR is geselecteerd.
7.
Meters – tien ledmeters in zes segmenten die: a) de signaalniveaus van de acht analoge
ingangssignalen (meters 1 t/m 8) aangeven en b) de signaalniveaus op de MONITOR -uitgangen 1
en 2 (meters L en R) aangeven. De ingangsmeters tonen het signaalniveau na de ingangsgain. De
uitgangsmeters tonen het signaalniveau vóór de monitorniveauregeling [10], wat dus geen invloed
heeft op hun indicatie. De ledlampjes lichten op bij -42 dBFS (groen, "signaal aanwezig"), -18 en -12
dBFS (groen), -6 en -3 dBFS (geel) en 0 dBFS (rood). 0 dBFS impliceert digitale clipping en moet
altijd worden voorkomen.
4
5
4
6
8
11
7
2
14
10
9
12
13