14. Programmering
Koppel het codeslot tijdens het programmeren niet los van de voeding. Anders
kunnen de reeds aanwezige gegevens of programmeringen beschadigd raken.
Alle codes (zoals de mastercode, gebruikerscodes en superuser-code) mogen uit 4 tot 8 cijfers
bestaan; verschillende lengtes zijn mogelijk.
Als u de automatische toegangsmodus inschakelt (zie hoofdstuk 14. m), moeten alle
codes dezelfde lengte hebben (bijv. mastercode + superuser-code + gebruikerscodes
met 5 cijfers). De reden hiervoor is dat de code-invoer niet met de toets
worden bevestigd wanneer de automatische toegangsmodus is geactiveerd.
Een code moet uniek zijn. Een mastercode kan bijvoorbeeld niet als gebruikerscode worden
gebruikt. Het codeslot laat een lange pieptoon horen wanneer er wordt geprobeerd dezelfde
code nogmaals te gebruiken.
Na elke druk op een toets mag er hoogstens een pauze van 10 seconden zijn, anders meldt het
codeslot een fout (5 keer een pieptoon).
a) Inschakelen van het codeslot
Zodra het codeslot van spanning wordt voorzien, bevindt het zich gedurende één minuut in een
speciale modus waarin u met behulp van de DAP-code de programmeermodus kunt activeren
(zie hoofdstuk "13. De "DAP"-modus").
Het codeslot wisselt 1 minuut na het inschakelen automatisch naar de normale bedrijfsmodus.
De piëzo-zoemer geeft continu een signaaltoon en de middelste LED knippert oranje.
Om direct na het inschakelen om te wisselen naar de normale bedrijfsmodus, gaat u als volgt
te werk:
• Voer de code
• Bevestig de invoer met de toets
De piëzo-zoemer geeft twee korte signaaltonen af en stopt vervolgens. De middelste
LED neemt een korte pauze en knippert dan langzaam oranje (als de WLAN-module is
geïnstalleerd maar nog steeds is geconfigureerd, knippert de LED snel rood).
Het codeslot bevindt zich nu in de normale bedrijfsmodus.
22
in.
.
hoeft te