>250
>350
b
a
(mm)
a
Luchtuitlaat
b
Luchtinlaat
Zie
"14.2 Afmetingen en ruimte voor service" op pagina 89
meer gedetailleerde informatie over de richtlijnen inzake de
benodigde ruimte.
OPMERKING
▪ Stapel de units NIET op elkaar op.
▪ Hang de unit NIET aan een plafond.
Hevige wind (≥18 km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit
blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan
de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen;
▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk;
▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na
een tijdje breken).
Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de
luchtuitlaat aan wind blootgesteld is.
Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtuitlaat naar de muur
gericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.
b
a
Stootplaat
b
Belangrijkste windrichting
c
Luchtuitlaat
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer en
dergelijke), zodat het geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast
veroorzaakt.
Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden
wordt
gemeten,
kan
de
omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de
specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te
installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen
verkorten:
ERLQ004~008CA + EHBH/X04+08CB
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P384972-1 – 2015.01
b
>250
a
>250
(mm)
voor
b
a
gemeten
waarde
omwille
van
▪ in kuststreken of plaatsen waar de lucht veel zout bevat. Corrosie
kan optreden,
▪ wanneer de spanning veel schommelt,
▪ In voertuigen of schepen,
▪ in de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen.
De buitenunit is ontworpen om alleen buiten geïnstalleerd te worden
bij omgevingstemperaturen van 10~43°C in de koelstand en van –
25~25°C in de verwarmingstand.
6.2.2
Bijkomende vereisten inzake de
installatieplaats van de buitenunit in
koude klimaten
Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat
de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
c
a
Afdakje tegen de sneeuw
b
Voetstuk
c
Belangrijkste windrichting
d
Luchtuitlaat
▪ De unit moet zodanig geplaatst worden dat er onder de
bodemplaat van de unit steeds een vrije ruimte van minimum
15 cm aanwezig is, ongeacht de weersomstandigheden (bijv.
zware sneeuwval). Het is raadzaam de unit op een hoogte van
minimum 30 cm te plaatsen. Zie
pagina 32
voor meer informatie.
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een
installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft
op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat
de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd
kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en
een voetstukje.
6.2.3
Vereisten inzake de plaats waar de
binnenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk "Algemene veiligheidsmaatregelen".
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
Maximum toegestane lengte voor de
koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de
buitenunit
Minimum toegestane lengte voor de
koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de
buitenunit
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6 Voorbereiding
a
c
b
"7.3 De buitenunit monteren" op
30 m
3 m
25