10. Normaal rijdt u met het voertuig in het midden van het rijvak.
11. In tegenstelling tot een gewone motorfiets, zou u er een gewoonte van
moeten maken om tegelijk te remmen en te draaien.
12. In normale omstandigheden, moet u op uw voorligger een afstand bewa-
ren van minstens ________ .
a. 1 seconde
b. 2 seconden
c. 3 seconden
13. Bewaar geen brandbare vloeistoffen zoals benzine in het opbergvak voor-
aan, zelfs niet in goedgekeurde bidons.
14. Som vijf manieren op waardoor andere bestuurders u makkelijker kunnen
opmerken.
1) _________________________
2) _________________________
3) _________________________
15. Als u remt op oppervlakken met een minder dan ideale tractie, dient u
pompend te remmen om de controle over het voertuig te bewaren.
16. De maximale belasting van het voertuig omvat de bestuurder, passagier,
lading en alle accessoires.
17. Het voertuig kan veilig een aanhangwagen slepen zolang het totale ge-
trokken gewicht niet meer bedraagt dan 200 kg (441 lb).
18. Een passagier dient zich aan de bestuurder vast te houden.
19. Op dit voertuig rijden is net zo veilig als in een auto rijden.
Waar
Waar
Waar
Waar
Waar
Waar
Waar
Waar
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
Niet waar
Niet waar
Niet waar
4) _________________________
5) _________________________
Niet waar
Niet waar
Niet waar
Niet waar
Niet waar
TEST UW KENNIS
111