6) Eenvoudige draaibewegingen
Doel
- Leer vlot en gecontroleerd draaien.
Aanwijzingen
Deze oefening lijkt op de vorige oefe-
ningen, behalve dat u de bocht nu in
de frictiezone gaat nemen in plaats van
voor de bocht te stoppen.
- Rijd in een rechte lijn. Rijd wat ver-
der weg van de bakens zodat u een
brede draaibeweging kunt maken
aan het einde van de rechte lijn.
- Naar de bocht toe vertraagt u tot
hoogstens 8 km/h (5 mi/h) door de
koppelingshendel in te trekken en
eventueel te remmen.
- Houd de koppelingshendel in de
frictiezone om uw lage snelheid aan
te houden.
- Kijk in de richting van de draai.
- Draai het stuur mee met de bocht,
trek aan de binnenste handgreep
en druk op de buitenste. Let op
dat u de stand van uw hand op de
gashendel niet verandert.
- Voorover en in de bocht leunen kan
u helpen om het stuur gemakkelij-
ker te draaien.
- Zet uw stuur na de bocht recht en
rijd verder de rechte lijn af.
VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
NODIGE RIJVAARDIGHEID EN PRAKTIJKOEFENINGEN
rmo2015-008-902
RIJHOUDING TIJDENS HET DRAAIEN
3
2
1
3
rmo2008-001-046_e
1.
Start
2.
Frictiezone
3.
Hoogtepunt
MERK OP: Motorrijders - Bochten ne-
men en draaien op dit voertuig is an-
ders dan op een motorfiets. Dit voertuig
helt niet over in bochten. Daarom moet
u met uw lichaam soms wat overhel-
len naar de binnenkant van de bocht
om uw evenwicht te bewaren op het
voertuig. Om het stuur van uw voer-
2
87