50 | Inbedrijfname
9.3
Verwarming inschakelen
De maximale aanvoertemperatuur kan tussen 35 °C en
90 °C worden ingesteld.
Neem bij vloerverwarmingen de maximaal
toegestane aanvoertemperaturen in acht.
B De maximale aanvoertemperatuur met de aanvoer-
temperatuurregelaar
aanpassen:
– Vloerverwarming bijv. stand 3 (ca. 50 °C)
– Lage temperatuurverwarming: stand 6 (ca. 75 °C)
– Verwarming voor aanvoertemperaturen tot 90 °C:
Stand max.
3
2
1
Afb. 67
Wanneer de brander in bedrijf is, brandt de lamp voor
branderwerking groen.
Positie
Aanvoertemperatuur
1
ca. 35 °C
2
ca. 43 °C
3
ca. 50 °C
4
ca. 60 °C
5
ca. 67 °C
6
ca. 75 °C
max
ca. 90 °C
Tabel 16
6 720 648 865 (2011/05)
op de verwarmingsinstallatie
reset
eco
4
4
3
e
2
5
6
1
6
max
min
max
6 720 615 065-12.1O
9.4
Verwarmingsregelingen
Houdt het bedieningsvoorschrift van de ge-
bruikte kamerthermostaat aan. Daar vindt u:
B hoe u de bedrijfsstand en de verwarming-
scurve bij weersafhankelijke regelaars
kunt instellen,
B hoe u de kamertemperatuur kunt instel-
len,
B hoe u economisch kunt verwarmen en
energie kunt besparen.
9
6
3
Afb. 68
9.5
Na de ingebruikneming
B Gasvoordruk controleren (
B Controleer of er condenswater uit de slang van de
condenswatersifon komt. Als dit niet het geval is,
dient u de aan / uit schakelaar uit (0) en weer in (I) te
schakelen. Daardoor wordt het sifonvulprogramma
(
pagina 62) geactiveerd. Herhaal deze handeling
indien nodig enkele keren tot er condenswater uit de
slang komt.
B Vul het inbedrijfstellingsprotocol in (
B Plak de sticker "Instellen van de Heatronic" zichtbaar
op de mantelbeplating (
NL
12
h
15
18
24
21
h
6 720 612 660-07.2O
pagina 71).
pagina 96).
pagina 62).
Copyright (optional information)