Figuur 16
3. Steek het lipje op de afvoergeleider in de sleuf aan de
rechterzijde in de afvoergeleider (Figuur 17).
Figuur 17
4. Steek de stang op de afvoergeleider in de inkepingen
op de machine (Figuur 18).
Figuur 18
De afvoergeleider verwijderen
Om de achterafvoergeleider te verwijderen, voert u
bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde uit.
Tips voor bediening en gebruik
Algemene maaitips
•
Verwijder stokken, stenen, draden, takken en ander vuil
die het mes kan raken, uit het werkgebied.
•
Zorg ervoor dat het mes geen vaste voorwerpen raakt.
Maai nooit met opzet over voorwerpen.
G020136
G020137
G020138
•
Als de maaimachine toch een voorwerp raakt en
begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten,
de bougiekabel losmaken en de maaimachine op
beschadiging controleren.
•
De beste resultaten krijgt u door een nieuw mes te
monteren voordat het maaiseizoen begint.
•
Vervang indien nodig het maaimes door een Toro-mes.
Gras maaien
•
U moet telkens niet meer dan ongeveer eenderde van de
grassprieten afmaaien. Maai niet met een stand lager dan
51 mm, tenzij de grasmat dun is, of als het laat in het
najaar is wanneer het gras langzamer begint te groeien.
Zie De maaihoogte instellen.
•
Als u gras wilt maaien dat langer dan 15 cm is, moet
u maaien op de maximale maaihoogte en met een
langzamere loopsnelheid. Vervolgens gaat u maaien op
een lagere maaihoogte om het gazon een zo fraai mogelijk
uiterlijk te geven. Als het gras te lang is, kan de machine
verstopt raken en de motor afslaan.
•
Maai uitsluitend droog gras of droge bladeren. Nat
gras en natte bladeren gaan aankoeken, waardoor de
maaimachine verstopt kan raken of de motor kan afslaan.
WAARSCHUWING
Als u nat gras en natte bladeren maait, kunt u
uitglijden, in aanraking komen met het mes en
ernstig letsel oplopen. Maai uitsluitend in droge
omstandigheden.
•
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt het
maaisel beter over het gazon verstrooid, zodat het gazon
gelijkmatig wordt bemest.
•
Als u met het uiterlijk van het voltooide gazon niet
tevreden bent, probeer dan een of meer van de volgende
stappen:
– Vervang het maaimes of laat het slijpen.
– Loop langzamer tijdens het maaien.
– Stel de maaimachine in op een hogere maaihoogte.
– Maai het gras vaker.
– Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds
een volledig nieuwe baan te maaien.
– Stel de maaihoogte bij de voorwielen één stand lager
in dan bij de achterwielen. Bijvoorbeeld: zet de
maaihoogte van de voorwielen op 51 mm en die van
de achterwielen op 64 mm.
Bladeren fijnmaken
•
Na het maaien moet altijd 50 % van het gazon zichtbaar
blijven door de bladerlaag. Dit kan een of meerdere
rondgangen over de bladeren vereisen.
12