6. Plaatsing, montage en installatie
6.1.
Plaatsing van de kachel op een sokkel
Om de woning uiteindelijk op uniforme wijze te verwarmen is de keuze van de plaats van de kachel in de woning van essentieel belang. Alvorens een beslis-
sing te nemen moet u even stilstaan bij onderstaande punten:
- de kachel moet worden geplaatst op een ondergrond met voldoende draagkracht. Wanneer de bestaande structuur niet voldoet, moeten de nodige
maatregelen worden genomen (vb.: onderzetplaat voor het verdelen van de last).
- de verbrandingslucht kan niet worden aangezogen vanuit een garage of vanuit een ruimte zonder ventilatie of verluchting, maar moet van buitenaf of
vanuit een vrije ruimte worden aangezogen;
- het is verboden om de kachel in een slaapkamer, badkamer, douchekamer of in een kamer waar al een ander verwarmingsapparaat staat, op te stellen
zonder autonome aanvoer van verse lucht (schouw, kachel, etc.)
- het is verboden om de pelletkachel op te stellen in een ATEX-omgeving (ruimte waar ontploffingsgevaar kan heersen).
- bij plaatsing op een houten vloer moet u de kachel op een glazen of stalen beschermplaat plaatsen.
- bij voorkeur wordt de kachel in een grotere ruimte geplaatst, centraal in de woning zodat de warmte maximaal kan circuleren;
- voor de aansluiting op het stroomnet wordt bij voorkeur gebruikgemaakt van een stopcontact met aarding (als de stroomkabel die met de pelletkachel
wordt meegeleverd niet voldoende lang is om tot bij het dichtstbijzijnde stopcontact te komen, kan er worden gewerkt met een verlengsnoer over de vloer).
- de kachel moet worden geplaatst in een ruimte waar de lucht voldoende wordt vernieuwd met het oog op de verbranding van de pellets (er moet
ongeveer 40 m³/h lucht beschikbaar zijn) conform de installatienorm en de geldende normen van het land waar de kachel wordt geïnstalleerd.
- het volume van de ruimte waarin de kachel wordt geïnstalleerd, mag niet kleiner zijn dan 30 m³.
Installatie en montage van de kachel moeten gebeuren door deskundige medewerkers.
Benodigde voorzieningen met betrekking tot de installatieruimte:
•
de ruimte moet beantwoorden aan de werkingsvoorwaarden van de kachel;
•
de ruimte moet voorzien zijn van een rookafvoersysteem;
•
de ruimte moet beschikken over een stopcontact - 230V 50Hz (EN73-23);
•
de ruimte moet beschikken over een externe verluchting (minimale doorsnede van 100 cm²);
•
de ruimte moet uitgerust zijn met een CE-conforme aarding.
•
De kachel moet worden aangesloten op een ENKELE rookafvoer via een schoorsteen of via een vertikaal rookafvoerkanaal binnen of buiten,
conform de geldende normen.
•
Aangezien de rook ontstaat uit de verbranding van hout, kan die bij contact met de muren verantwoordelijk zijn voor een vuile afzetting.
•
Het is niet verplicht om de voor de verbranding benodigde lucht rechtstreeks van buitenaf aan te zuigen, maar er dient continu ongeveer 50 m³/h
lucht beschikbaar te zijn.
•
Het is absoluut verboden om aan het eind van de afvoerbuis een rooster te plaatsen omdat dit zou kunnen leiden tot een slechte werking van de kachel.
•
Er dient steeds gebruik te worden gemaakt van buizen en aansluitingen met hoogwaardige siliconendichtingen die kunnen garanderen dat de
rookafvoerleidingen hermetisch dicht zijn.
•
De aansluiting op de rookafvoer mag niet meer dan drie 90°-elleboogstukken bevatten en horizontaal mag de leiding niet langer zijn dan 2 tot 3
meter.
•
Als de wanden uit onbrandbaar materiaal zijn vervaardigd, dient achteraan een minimale afstand van 10 cm ten opzichte van de wand te worden
aangehouden. Wanneer de wanden uit brandbaar materiaal zijn vervaardigd, dient een minimale afstand van 20 cm ten opzichte van de achter-
wand te worden aangehouden, van 50 cm ten opzichte van de zijwand en van 150 cm ten opzichte van de tegenoverliggende wand. Bij materialen
die bijzonder vatbaar zijn voor brand (gordijnen, zitbanken, meubels, etc.) dient de afstand ten opzichte van de kachel sterk te worden vergroot.
6.2.
Installatievoorbeelden
Regenscherm
Bij dit soort van installatie (Zie Afb. 9) moet een afvoer voor warme rook worden voorzien omdat de complete rookafvoerleiding buiten werd geplaatst.
In het onderste gedeelte van de rookafvoerleiding werd een T-stuk aangebracht met een inspectieopening.
Het is aan te bevelen om niet als eerste element in de rookafvoerleiding een 90°-bochtstuk te plaatsen. De as zou immers al snel de afvoer van de
rook belemmeren waardoor er problemen zouden opduiken wat betreft de trekkracht van de kachel. (Zie Afb. 6).
Gebruiks- en onderhoudshandleiding voor het AIR-model
Afb.9
JA
Afvoer warme rook
Afb.11
T-verbinding voor
condensstoom
Afb.6
10/11/10
Pag.10
NEEN
As in het 90°-elleboogstuk