Inhoudsopgave
Advertenties
Draadspanning
Om de draadspanning in te stellen, draait u aan het wieltje
aan de voorkant van de naaimachine. Afhankelijk van de stof,
draad, enz., is het mogelijk dat de draadspanning moet worden
aangepast. Zorg er voor de mooiste en meest duurzame steken
voor dat de bovendraadspanning goed is afgesteld.
Gebruik tijdens het naaien een draadspanning tussen 3-5
Bij algemeen naaien komen de draden op gelijke afstand tussen
de twee stoflagen samen (A).
Als de onderdraad zichtbaar is op de bovenkant van de stof,
is de bovendraadspanning te hoog (B). Verlaag de boven-
draadspanning.
Als de bovendraad zichtbaar is op de onderkant van de stof,
is de bovendraadspanning te laag (C). Verhoog de boven-
draadspanning.
Voor decoratieve steken en knoopsgaten moet de bovendraad
zichtbaar zijn op de onderkant van de stof.
Voer een paar testen uit op een proeflapje van de stof die u gaat
gebruiken en controleer de spanning.
Een steek selecteren
Draai de stekenselectieknop naar links of rechts totdat de steek die u
wilt naaien is uitgelijnd met de stipmarkering boven de knop.
Achteruitnaaien
Om het begin en het einde van een naad te bevestigen, duwt
u de achteruitnaaihendel omlaag. Naai enkele steken achter-
uit. Laat de achteruitnaaihendel los en de machine naait weer
vooruit.
12
Nederlands
Draadspanningswieltje
A
B
C
A
Advertenties
Inhoudsopgave
