Bediening en werking
Procedure – Motor starten met de elektrische startvoorziening
i
Stap
1
2
3
4
5
i
46
AANWIJZING
▪
Max. 30 seconden starten. Als de motor dan nog niet draait,
contactsleutel terugdraaien in de stand "0" en oorzaak ver-
helpen (zie paragraaf 9.1 Storingen zoeken en verhelpen,
pagina 93).
▪
Voorafgaand aan elke nieuwe startpoging de contactsleutel
terugdraaien in de stand "0".
▪
De herhalingsblokkade in het contactslot voorkomt dat de
startmotor wordt ingeschakeld terwijl de motor draait en
daardoor beschadigd kan raken.
Activiteit
Toerentalverstelling controleren (zie paragraaf 7.3 Toerentalver-
stelling instellen, pagina 40).
Beschermende kap (1) verwijderen van het contactslot.
Contactsleutel erin steken tot aan de aanslag en in de stand "I"
draaien.
Als het voorgloeilampje (3) brandt, wachten totdat het uitgaat en
vervolgens verdergaan met stap 4.
Contactsleutel in de stand "II" draaien.
Zodra de motor loopt, contactsleutel loslaten.
▪ De contactsleutel veert vanzelf terug naar de stand "I" en blijft
tijdens de werking in deze stand staan.
▪ De laadcontrole (7) en het lampje voor de oliedruk (6) gaan
uit.
▪ Het lampje In werking (8) gaat aan en signaleert dat er geen
motorstoring is opgetreden.
AANWIJZING
▪
In geval van onregelmatigheden, de motor onmiddellijk uit-
schakelen.
▪
Storing vinden en verhelpen.
▪
Details voor het zoeken van storingen zie paragraaf 9.1 Sto-
ringen zoeken en verhelpen, pagina 93.
Handleiding
1B20, 1B27, 1B30, 1B40, 1B50
HATZ